WASSENAER (Willem baron van) (1), heer van den Dam, enz., zoon van Jacob (6) en Jacoba barones van Liere, geb. 1670, overl. 1719. Hij was een zeer bekend krijgsoverste aan het einde der 17e en het begin der 18e eeuw, werd in 1688 vendrig der gardes te voet, in welke hoedanigheid hij in 1688 en 1689 aan den tocht naar Engeland deelnam; in laatstgenoemd jaarwerd hij vendrig van Z.M.'s Iijfcompagnie.
In 1690 vindt men hem in den slag bij Fleurus, als kapitein der gardes te voet, in 1692 bij Steenkerke en 1693 bij Neerwinden, werd 1695 kolonel der infanterie, 1699 kapitein van Z.M.'s gardes, 1703 gouverneur van de Willemstad, 1704 brigadier der infanterie en als zoodanig bij den slag van Oudenaerde (1708); in laatstgenoemd jaar bij Rijssel gekwetst, werd hij 1709 majoor der gardes te voet en was bij het beleg van Doornik en den slag bij Ramillies. In 1710 als wachtmeester-generaal bij de inneming van Douai, 1714 gouverneur van Bergen-op-Zoom, in welke betrekking hij aldaar 4 Nov. 1719 overl. na in 1715 luitenant-kolonel bij de garde te voet te zijn geworden. Hij was ridder der Duitsche orde en gecommitteerde ten landdage van Overijsel. Zijn 1710 door Th. Netscher geschilderd portret is bij baron van Wassenaer van Rosande te 's Gravenh. Hij huwde 7 April 1699 te Voorschoten Hermelina Petronella Schaep, vrouw van den Dam, Maelstede, Capelle, Biezelinge, Schore, Vlake en Eversdijk, geb. 1677, overl. 1748, dochter van Herman en Petronella van Tuyll van Scrooskerke.
Hieruit: Jacob Herman, Mr. Frederik Hendrik, Mr. Assueer Arent, Wilhem, Joost Gerrit, allen hier behandeld, en vijf jong overl. kinderen.
Zie: Obreen, Gesch. gesl. Wassenaer 100.
Obreen