WASSENAER-OBDAM (Unico Wilhelm graaf van), baanderheer van Wassenaar, heer van Lage, Twickel, Obdam enz. (na den dood van zijn broeder Johan Hendrik, die voorgaat) geb. 1692, overl. 9 Dec. 1766, begr. Groote Kerk, 's Grav., zoon van Jacob (5) en Adriana Sophia van Raesfelt, vrouw van Lage en Twickel.
Hij had eerst (1717) zitting in de ridderschap van Overijsel, daarna (1724) in die van Holland, werd raad ter admiraliteit op de Maze (1724), bewindhebber O.-I.C. (1734), was verder hoogheemraad van Rijnland (sedert 1723). In de Staten van Holland behoorde hij tot de staatsgezinde partij. Tijdens den oostenrijkschen successie-oorlog werd hij tweemaal, in 1744 en 1746, meteen zending aan den koning van Frankrijk belast om een vrede te bemiddelen; in 1746 werd hij tot vertegenwoordiger der Republiek op het Congres van Breda
benoemd. Na de verheffing van Willem IV speelde hij aanvankelijk geen rol, doch toen na diens dood, onder de Gouvernante, de oppositie zich meer en meer deed gelden, was hij hiervan de ziel in de ridderschap, nauw verbonden met Hompesch en Wassenaer-Starrenburg. In 1756 en volgende jaren was hij een der voornaamste steunsels van den franschen gezant d'Affry.
Zijn door G. de Marees geschilderd portret, aanwezig op Twickel, is door J. Houbraken gegraveerd.
Hij huwde (1723) Dodonea Lucia van Goslinga (geb. 1702, overl. 1769), dochter van Sicco en van Johanetta Isabella barones thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, waar bij hij verwekte: Jacob Jan en Carel George (kol. 1539).
Zie over hem: Jorissen, Lord Chesterfield en de Rep. der Ver. Nederl. (Historische studiën, laatste Bundel); de Jonge, Gesch. v.d. diplomatie gedurende den Oostenr. successieoorlog (1852); Beer, Holland und der Oesterr. Erbfolgekrieg (1871);de Broglio, Maurice de Saxe et le marquis d'Argenson (1891); Archives ou corr. inéd. d.l. Maison d'Orange- Nassau, 4e série, III, IV; Bijdr. en Meded. v.h. Hist. Gen.
XXVII,312;Obreen, Gesch gesl. Wassenaer 147 en 214
Obreen