NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Wassenaer, jhr. jacob van (4)

betekenis & definitie

WASSENAER (Jhr. Jacob van) (4), baanderheer van Wassenaer, heer van Obdam, enz., beroemd vlootvoogd, zoon van den voorg., geb. 1610, overl. 1666.

Hij trad eerst in krijgsdienst bij de landmacht, werd 1631 ritmeester eener compagnie harquebusiers, onderscheidde zich 1632 bij het beleg van Maastricht, werd 1636 sergeant-majoor, 1644 kolonel overeen regiment ruiterij. In 1651 werd hij gouverneur van Heusden en omliggende forten, waarvan hij reeds sedert 1643 drost en dijkgraaf was. Sedert 1635 was hij beschreven in de hollandsche ridderschap, werd 1657 hoogheemraad van Rijnland, 1660 luit.-houtvestervan Holland. Ook in de diplomatie was hij werkzaam: in 1647 belast met een zending naar Overijsel en Gelderland, in 1648 naar Kleef, in 1650 en 1651 naar Gelderland, Overijsel en Zeeland, nog in 1651 naar Kleef en Düsseldorf. In 1653 was Obdam gemachtigde der staten op de vloot, welke onder bevel van Tromp voor Ter Heide verslagen werd; na Tromp's dood werd hij door Joh. de Witt overgehaald het moeilijke ambt van luit.-admiraal van Holland en West-Friesland op zich te nemen, waartoe hij door de Staten bij commissie van 21 Sept. 1653 benoemd werd. Eerst in 1656 stak hij met een vloot van 42 schepen in zee om zich voor Dantzig met de Ruyter te vereenigen. De vijandelijke zweedsche vloot trok zich terug en de beide admiralen keerden met roem en geschenken overladen naar het vaderland terug. Obdam kreeg van den koning van Denemarken de zoo zeldzaam uitgereikte Olifantsorde.

In 1657 werd hij met een eskader naar Portugal gezonden om dat land afbreuk te doen, hetgeen hem gelukte door het nemen van een 40 schepen sterke suikervloot. De oorlog tusschen Denemar-

ken en Zweden ging intusschen voort en Obdam kreeg in 1658 last met 35 schepen 38 compagnieën krijgsvolk naar Denemarken te brengen; in de Sont ontmoette Obdam een vijandelijk eskader dat hij na een hevig vechten tot terugtrekken noopte; de admiraal de With behoorde onder de gesneuvelden, evenals Pieter Florisz. (9 Nov. 1658). Hij overwinterde in de deensche wateren, vereenigde zich later met het eskader van de Ruyter en keerde Nov. 1659 in Holland terug.

Bij het begin van den tweeden engelschen oorlog werd Obdam op 24 Mei 1665 tegen de Engelschen afgezonden met een eskader van 103 oorlogsschepen, 7 jachten, 11 branders, 12 galjoten, bemand met 23200 koppen en voorzien van 4869 kanonnen. Een treffen met de engelsche vloot onder den hertog van York had op 13 Juni bij Lowestoft plaats, waar een moorddadige slag geleverd werd, waarin Obdam's admiraalschip ‘de Eendragt’ hetzij op bevel, hetzij door toeval in de lucht vloog, terwijl het met York's admiraalsschip ‘the Royal Charles’ in een woedend gevecht gewikkeld was. De slag was daarmede voor de onzen verloren. Obdam's lijk werd niet gevonden; door de Staten werd in de Groote Kerk te 's Gravenhage een aldaar nog aanwezige tombe opgericht, vervaardigd door den beeldhouwer Bartholomeus Eggers.

Een door G. van Honthorst geschilderd portret hangt op Twickel (J. Suyderhoef sc.). Een door Adr. Hanneman geschilderd is gegraveerd door Th. Matham. Ook C.v.

Dalen e.a. hebben zijn portret in prent gebracht. (Zie nader: E.W. Moes,

Iconographia Batava, no. 8893).

Obdam had te Maarsen op 28 April 1633 gehuwd Agnes van Renesse van der Aa, vrouw van Schonauwen, overl. 1661, dochter van Johan, lid der Stat. van Utrecht, en Catherina van Arnhem. Zij wonnen behalve jong of ongeh. overl. kinderen: Jacob (5) die volgt en Anna Charlotte Elisabeth, geb. 1638, overl. 1672, gehuwd (1658) met Adriaan Werner vrijheer van Pallant, heer van Keppel en Voorst, zoon van Johan FrederikenIsabelle Geertruid vrijin van Brempt.

Zie: Obreen, Gesch. gesl. Wassenaer 130 en 214; Navorscher 1902, 406; Kernkamp, Baltische archivalia passim; G.L. Grove, Journalen van de admiralen van W.-O. en de Ruyter gedurende hunne scheepstochten in de Deensche wateren, 1658-1660 (Utrecht 1907, Werken Hist. Gen. 3e Ser. 23.).

Obreen

< >