WALTER van Utrecht, geboren in de tweede helft der 12e eeuw, overl., als abt der brabantsche abdij Villers in de cistercienserabdij Val-Saint-Lambert bij Luik 1221. Walter was geboren te Utrecht, de Trajecto, zeggen zijne tijdgenooten. Henriquez noemt Maastricht als zijne geboorteplaats, ofschoon de kroniek van Villers uitgegeven door Martène et Durand en in Monumenta germ. historica S.S. XXV (1880) uitdrukkelijk zegt ‘de Trajecto inferiori’evenals Heda. Door twee zijner tijdgenooten, Thomas van Cantimpré enCaesarius van Heisterbach, leeren wij eenige levensbijzonderheden van Walter kennen. De eerste noemt hem ‘dives et delicatus in seculo, optime litteris et maxime quadrivialibus institutus’ en prijst zijn heilig en vooral nederig kloosterleven. Caesarius, die met Walter zeer bevriend was, leert ons hem kennen als een vroolijken heilige, een man van zijn tijd, die veel bad, strenge boete pleegde, als cistercienser veel reisde en vele verhalen vol middeleeuwsch wondergeloof vertelde. Walter was priester voor hij in het klooster trad. Zijn uitgebreide kennis had hem den toegang tot het grafelijke hof van Gelre geopend, waar hij tot leermeester van den gravenzoon Otto, later proost van Xanten en verkoren bisschop van Utrecht, was aangesteld. Daar Caesarius geen rekening met jaartallen houdt, is het moeilijk het tijdstip te bepalen, waarop Walter in het klooster trad. Hij was nog niet bejaard, en in 1199 reeds monnik in de cistercienserabdij Villers. De tekst bij Caesarius, volgens welken hij eerst monnik geweest was in de abdij Verceil - die nooit bestond - voor hij abt was in Villarium, is zeker onjuist. Men moet zeker Villarium lezen of misschien Valcellum. Nog voor hij abt was, ontving hij het bezoek van zijn oud-leerling Otto van Gelre. Nadat de abt van Villers, de latere kardinaal Conrad van Urach. tot abt van Clairvaux werd gekozen, werd Walter door zijne medebroeders in diens plaats gesteld, 1214 of 15. Zijn bestuur was voor Villers een tijdperk van grooten bloei en vooruitgang, zoowel op wereldlijk als geestelijk gebied. Onder hem leefden vele heilige mannen o.a. de Z. Godefridus, Abundus en Arnoldus e.a. De bezittingen der abdij werden aanzienlijk door hem vermeerderd en hare rechten verdedigd. In een oorkonde van 1217 nam hertog Hendrik I de verdediging der abdij op tegen de aanspraak van hebzuchtige heeren. De abt Walter wist vooral te bewerken, dat door zijn invloed verschillende vrouwenkloosters zich bij de cistercienserorde aansloten of dat nieuwe gesticht werden, zooals Nazareth, Oplinter, Roosendaal Vrouwenpark, Ramée. Met zijn dioceesaan-bisschop van Luik, Hugode Pierrepont, overigens der Cist. orde zeer genegen, geraakte hij in groote moeilijkheden over de bekeering in de abdij Vrouwenpark van een Joodsch meisje, dat door hare ouders teruggeëischt werd. De abt van Clairvaux steunde den abt Walter, omdat het een klooster van zijne lijn was, en bracht de zaak voor den Paus, die den abt van Villers in 't gelijk stelde. De kroniek zegt, dat de abt Walter om de wille van kloostertucht de vrouwenkloosters, die hij gesticht had, afstond aan den abt van Citeaux. Meer waarschijnlijk stond Walter om moeilijkheden met den bisschop over het bestuur dier kloosters te voorkomen zijne rechten af aan het machtigere Citeaux. Deze afstand had plaats na de gebeurtenis in Vrouwenpark.
1219 werd de abt Walter door het generaal kapittel belast de stichting te leiden van eene abdij der orde welke de graaf van Gelre te Roermond voor zijne moeder Richardis bouwde.
Om welke reden de abt tegenwoordig was te Frankfort bij de keuze van den zoon van keizer Frederiktot Roomsch-koning blijkt niet. Walter overleed 1221 te Val Saint Lambert, eene cistercienserabdij bij Luik. Om welke reden hij daar vertoefde, wordt niet vermeld. Henriquez, Martyrologium Cisterciense, Chalemot, Series Sanct O. Cist. (Par. 1670) 357; G. Bucelinus, Menologium Benedictinum (Veldkirchii 1645) vermelden de gedachtenis van den Z. Walter 13 Nov.; Raissius, Natales Sanct. Belgii(Duaci 1626) 32; Fisen, Flores eccl. Leodiensis (Insul. 1647) 130-132 op 1 Maart.
Val Saint Lambert gesticht omstreeks 1188 had tot tweeden abt 1206 tot 1209 Walterus van Utrecht overl. 28 Febr. Onmogelijk is het niet, dat men de beide abten met elkaar verward heeft. Het necroloog der 13e eeuw van Val St. Lambert, thans in het Staatsarchief te Luik, zou dit kunnen aantoonen. Bewijzen voor een wettigen cultus van den Z. Walter zijn niet bekend.
Zie: Caesarius Heisterbacensis O. Cist., Dialogus miraculorum ed. J. Strange (Col. 1851) I, 88-90, 95-97, 130, 152; II, 31; Thom. Cantimpratensis, Bonum universale de apibus, ed. G. Colvenerius (Duaci 1627) 261; Heda, Historia ep. Ultraj. ed. A. Buchelio (Ultr. 1643) 192, 198; Martèneet Durand, Thesaurusnovusanecdotorum(Paris 1717) III, 1276-78; Henriquez, FasciculussanctorumO. Cist. (Brux. 1623) II, 169-172; dez., Menologium Cisterciense (Antv. 1630) 330; A. Sanderus, Chorographia sacra Brabantiae (Hag. Com. 1726) I, 428; Gallia Christiana, III, 586, 1021; Volksmissionaris, XVII (1896) 193-199, 249-253, 304-310.
Fruytier