NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Vogelsang, dr. hermann

betekenis & definitie

VOGELSANG (Dr. Hermann), geb. 11 April 1838 te Minden (Pruissen), overl. in den nacht van 5/6 Juni 1874. Daar zijn vader vroegtijdig overleed, verhuisde zijne moeder in 1844 naar Bonn, waar zijn oom Dr. Vogelsang, hoogleeraar in de theologie was. Hij bezocht hier de stadsschool en later het gymnasium en deed in 1856 zijn abiturienten-examen. De loopbaan van staatsmijnbeambte lachte hem toe. 19 Juli 1856 werd hij door het Kon. Pruiss. Oberbergamt te Bonn als Bergbeflissener aangenomen. Dientengevolge vinden wij Vogelsang van 1856-1858 uitsluitend met de practijk bezig. Tot Febr. 1857 is hij op de kopermijn Virneberg bij Rheinbreitbach; tot Augustus 1857 te Bensberg, waarna hij het examen van bergexpectant aflegt. Hierop wordt hij gezonden naar de steenkolenmijnen bij Saarbrücken, in Febr. 1858 naar de bruinkolenmijnen te Brühl, in April van dat jaar naar de mijnen te Stolberg bij Aken; hij eindigde zijne practische opleiding met eene studiereis door Westphalen en naar den Hartz. In het najaar van 1858 te Bonn teruggekeerd, nam Vogelsang ter vervulling van zijn militieplicht als Einjähriger dienst bij het 7de Kon. Regim. Huzaren; doch tegelijkertijd volgde hij aan de universiteit de lessen in natuur- en scheikunde, delfstofkunde, aardkunde enz.

In het voorjaar van 1861 wordt hij met zijn vriend en medestudent Zirkel door het Oberbergamt uitgezonden op eene geognostische reis, zich uitstrekkende over Saksen, Bohemen, het Fichtelgebergte, het Thueringerwoud en den Taunus. Omstreeks dezen tijd moet de meer wetenschappelijke richting in de studiën van Vogelsang duidelijk op den voorgrond getreden zijn; na de terugkomst van zijne reis werd hem door de professoren Noeggerath en G. vom Rath aangeraden om, ten gunste van zijn studie, de loopbaan van mijnambtenaar te laten varen. Eene wijziging der wetgeving op de ontginning van mijnen door particulieren, waarbij de werkkring en het aantal der mijnambtenaren aanzienlijk verminderd werd, kwam omstreeks dienzelfden tijd, 1861, tot stand.

Wel bleef hij nog tot 1863 met het Oberbergamt in betrekking, maar zijne werkzaamheid was voortaan van zuiver wetenschappelijken aard. In Mei 1862 ondernam hij weer eene wetenschappelijke reis, die tot hoofddoel had een onderzoek naar de geologische gesteldheid van Corsica en werden tevens Elba, Noord-Italië en Zwitserland door hem bezocht. In den winter van 1862-1863 schreef hij eene dissertatie over de vorming der gangen: Quomodo venarum spatia primum formata atque deinde mutata sinten werd 25 Februari 1863 te Bonn tot doctor gepromoveerd. Hij bleef z i ch daar verder aan z ijne stud i ën wijden en gaf als pri vaatdocent een college over de ‘Geognostischen Verhältnisse der Rheinprovinz.’ In het jaar 1864 beantwoordde hij een door de Hollandsche Maatschij. van Wetenschappen te Haarlem uitgeschreven prijsvraag: Over de wijze van ontstaan der vulkanen in den Eifel, welk antwoord met de gouden medaille werd bekroond. Door deze bekroning werd in Nederland de aandacht op hem gevestigd juist op het oogenblik, toen de nederlandsche regeering naar een bekwaam geoloog, tevens mijnbouwkundige uitzag. Eene informatie bij zijn chef en leermeester von Dechen strekte in hooge mate tot aanbeveling en zoo kwam het, dat Vogelsang reeds 21 Juli 1864 tot hoogleeraar aan de nieuw opgerichte Polytechnische school te Delft werd benoemd. Het meeste heeft Vogelsang naam gemaakt met het mikroskopisch onderzoek van gesteenten, waarvan hij het hooge gewicht bij zijne promotie reeds in eene stelling had uitgedrukt. Talrijke publicaties verschenen van hem over dit onderwerp. Over den grooten roep, die van hem uitging als geleerde, en als docent leze men het levensbericht van hem door Behrens.

In 1865 huwde hij met de zuster van prof. F. Zirkel. In 1867 nam de Holl. Mij. te Haarlem hem onder hare leden op; een jaar daarna werd hij lid der Kon. Akademie van Wetenschappen.

Tot onderzoek naar de waarde van de Cariboumijn in Colorado ging hij in Maart 1873 naar Amerika, in Augustus van dat jaar voor een dergelijk onderzoek naar Californië. In den nacht van 5 op 6 Juni 1874 overleed hij, in den ouderdom van 36 jaren.

Behalve zijne dissertatie verschenen van hem de volgende werken: Vulcane der Eifel und ihre Bildungsweise (Harlem 1864); Philosophie der Geologie und mikroskopische Gesteinsstudiën (Bonn 1867); Die natürliche Ultramarinverbindungen (Bonn 1873); Die Krystalliten (na zijn dood door Zirkel uitgegeven, Bonn 1875); zijne talrijke verhandelingen vindt men opgeteekend in:Poggendorf, Biogr. liter. Handwörterbuch III (1858-1883) Abth. II.

Over hem zie men: D. de Jongh, Professor Hermann Vogelsang in Deutsche Studentenalmanak 1875,127-146; Th.H. Behrens, Levensbericht van Hermann Vogelsang in Jaarboek van de Kon. Akad. van Wetenschappen 1885, 142-162.

Roelofs Heyrmans

< >