VELLEMIUS (Hendrikus Rolandi), Velhemius,Velheim,Vellenius, zoon van Rolandus; was niet onmogelijk afkomstig uit Wellen, ten Zuiden van Hasselt. In den geestelijken stand gegaan was hij eerst kapelaan bij den graaf van Brederode. Overgegaan tot de zijde der Reformatie - waarna hij te Duisburg in het huwelijk trad - trad hij achtereenvolgens in dienst van Diederik van Eyll, ambtman op de Hardt bij Euskirchen, drosten kanselier te Meurs; van den graaf van Nieuwenaar, den heer van Bottenbroich en van Luther von Quad. In 1571 predikant bij de geheime gemeente van Keulen werd hij 10 Nov. van datjaar door verraad gevangen genomen. Wijl hij priester was geweest werd hij - na gefolterd te zijn - uitgeleverd aan den aartsbisschop te Brühl, die hem echter op zijn beurt kort daarop weer in handen gaf van de keurvorstin van de Paltz, de met Frederik III hertrouwde Amalia van Nieuwenaar, weduwe van Hendrik van Brederode. Na eenigen tijd in de Paltz te hebben vertoefd, werd hij predikant te Gorinchem. Echter slechts voor kort. Juni 1574 zette de synode te Dordrecht hem af om ‘schendelicken ende argherlicken handel’, niettegenstaande zijn kerkeraad voor hem in de bres sprong. Hij begaf zich toen opnieuw naar Keulen, en werkte ongeveer een jaar in die stad zelf en in haar omgeving. Daar hij echter geen attest had meegebracht en er allerlei ongunstige geruchten over hem gingen, besloten toen zoowel de kerkeraad van Keulen als de guliksche kwartiersynode in Holland eenige inlichtingen over hem in te winnen. Het gevolg daarvan was, dat hij in het begin van 1576, na verklaard te hebben met de belijdenis in te stemmen, uitgezonderd ten aanzien van het recht der overheid om ketters met het zwaard te straffen, en na schuld beleden te hebben over een brief, door hem aan eenige ‘rottengeister’ gezonden, gedrongen werd een schriftelijke verklaring aangaande zijn standpunt in te leveren. Al te goed schijnt hij echter ook nadien nog niet aangeschreven te hebben gestaan: nog in 1577 verklaarde Gaspar van der Heyden, dat hij niet licht weer tot den kerkedienst zou kunnen worden toegelaten. Toch is dat vrij spoedig weer geschied. In 1583 althans is hij weer predikant te Gorkum, en als zoodanig nam hij zelfs kort daarop een vrij invloedrijke positie in 't kerkelijk leven van Zuid-Holland in. Blijkens een brief van 12 Jan. 1596 N.S. (J.H. Hessels, Eccl. Lond.-Bat. Arch. III (Cantabr. 1897) register in voce Rolants; de lezing Dellemius zal daar wel op een vergissing berusten) nam hij toen zijn ambt daar nog waar. Eens per week preekte hij op Loevestein en werd daarvoor afzonderlijk gehonoreerd, eerst met 50, sedert Oct. 1594 met 100 gulden (Resolutien der Staten van Holland op dien datum; waar zijn naam echter verkeerd als Verlenius wordt opgegeven).
Zie: Reitsma en van Veen, Acta II en III; Werken derMarnixvereeniging, S. I D. III; S. II D. III; S. III, D. V; E. Simons, Kölnische Konsistorialbeschlüsse (Bonn 1905), dez., Synodalbuch (Neuwied 1909) alle registers in voce; Nieuw kerkelijkHandboek, 1889 Suppl. 68. van Schelven