VEER (Hendrik de), predikant en journalist, geb. 23 Nov. 1829 te Sommelsdijk op Overflakkee en overl. 11 Dec. 1890 aan de Grebbe bij Rhenen. Zijn vader, Arnold Antonie de Veer, was griffier van het Vredegerecht op eerstgenoemde plaats en overl. in 1831; vier jaar later stierf ook zijn moeder Ann a Petronella van der Meulen, die na den dood van haar echtgenoot bij hare familie te Amsterdam was gaan wonen. Door gegoede bloedverwanten werd de zesjarige wees te Hasselt (Overijsel) op de kostschool van Soeters gedaan, waar hij tot zijn 17de jaar gebleven is. Hier leerde hij bij Ds. Bruna ook Latijn en Grieksch; zijn eigenlijke opleiding voor het destijds zoo gevreesde staatsexamen ontving hij echter van 1846 tot 48 bij den bekenden Dr. P. Epkema te Amsterdam. In laatstgenoemd jaar werd de Veer aan de utrechtsche hoogeschool als theol. student ingeschreven; in 1853 werd hij proponent en in 1854 predikant bij de Ned. Hervormde gemeente te Meerkerk (Z.-Holl.), welke plaats hij in 1857 verwisselde met Wormerveer, gelijk twee jaar later deze met Delft. In 1864 legde hij het predikambt neer en werd, na vooraf het candidaatsexamen in de letteren te hebben afgelegd, benoemd tot directeur der in dat jaar opgerichte hoogere burgerschool te Delft, wat hij tot 1871 gebleven is. Toen aanvaardde hij de hoofdredactie van het Nieuws van den Dag, als opvolger van den in dat jaar overleden Simon Gorter Metterwoon was de Veer sedert gevestigd te Amsterdam, 's Gravenland en Haarlem. Behalve hoofdredacteur van het Nieuws v.d. Dag, was hij ook mederedacteur van het in 1875 opgerichte tijdschrift Eigen Haard: eerstgenoemd blad heeft hij circa 20, het laatste 15 jaar met veel ijver en toewijding gediend. Bekend bij duizenden in den lande waren vooral zijn Zondagsartikelen in de Kleine Courant. Toen hij in 1890 overleed, volgde Dr. P.H. Ritter hem als hoofdredacteur van het ‘Nieuws’ op. Voorts was de Veer eenige jaren redacteur van het omstr. 1866 opgerichte tijdschrift Los en Vast, in samenwerking met zijn trouwen vriend G.van Gorkom, predikant te Leiden. Opstellen van zijne hand vindt men hier in jaarg. 1867-72 en 1875-81. Verder schreef hij feuilletons in de N. Rott. Cour. opstellen in den Christelijken Volksalmanak 1860-65 en in de Gids 1859, II, 47 en 709.
Van zijne afzonderlijke geschriften noemen wij in de eerste plaats zijn Trou-ringh voor 'tjonge Holland (1868), verreweg zijn beste werk. Dit boek, bij herhaling herdrukt, wordt met recht geprezen als een doorloopende vereering van de hollandsche vrouwen van het oud-hollandsch huisgezin. Van zijn verdere werken noemen wij: Frans Holster, roman in 3 dln. (1871); Toen... en Nu (1877; persoonlijke herinneringen uit des schrijvers jeugd); Kerstvertellingen (1878; ook bij herhaling herdrukt); de Mijnheers en hun polderland (1887); Malthusia, 2 dln. (1880) en Oudejaarsavondschetsen (1889). In al deze schetsen, novellen en romans toont de Veer zich een onderhoudend beschrijver van het leven der welgestelde burgerij in Nederland. Reeds vroeger had hij geschreven, onder het pseudoniem Vesalius Mobachus, den roman Van gelijke bewegingen als gij, 2 dln. (1859), en Agatha Welhoek, De kerk, de staat en het hart (1860). Van de Trou-ringh verscheen in 1870 te Münster een hoogduitsche vertaling door Taco H.de Beer, terwijl van enkele hoofdstukken daaruit ook een fransche vertaling het licht zag (Parijs 1893).
De Veer was lid van de Maatsch. der Ned. Letterk., vele jaren lid van 't hoofdbestuur der Maatsch. tot Nut v. 't Alg. en president van den Nederl. journalistenkring. Hij was gehuwd, sedert 18 Jan. 1855 met Sara Tijl uit Zwolle en verheugde zich in een talrijk gezin.
Zie: Eigen Haard 1890, 809 (met portr.); Ned. Spect. 1890, 421; Nieuws v.d. Dag, 15 Dec. 1890, en Levensber. Letterk. 1895, 341. Voorts Jan ten Brink en TacoH.de Beer, Gesch. der Noord- Ned. letteren in de 19de eeuw, II, 428 (met volledige bibliogr.); Kalff, Gesch. Ned. Lett. VII, 576-579 en 659-662 en J.H. Slotemaker, Uit het godsdienstig-letterkundig leven (1905).
Zuidema