NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Vandamme, dominique joseph (?) réné

betekenis & definitie

VANDAMME (Dominique Joseph (?) Réné), geb. te Cassel (ten z. van Duinkerken) 5 Nov. 1770 en overl. aldaar 15 Juli 1830, was de zoon van een heelkundige. Hij ontving zijne opleiding in de militaire school van den maarschalk Biron te Parijs (2 Mrt. 1786-11 Juni 1788), doch, stellig nietten gevolge van zijn goed gedrag, vertrok hij spoedig daarop als gemeen soldaat in het koloniale regiment naar Martinique.

In 1789 tot sergeant bevorderd, kreeg hij in Juni 1790 verlof naar Frankrijk terug te keeren, doch werd 24 Juli van dat jaar om zijne revolutionnaire gevoelens ontslagen. Toen had hij in zijne geboorteplaats reeds het bevel aanvaard overeene compagnie sedentaire garde; doch zijn woelige aard deed hem 7 Juni 1791 weder als soldaat dienstnemen in het 24e linie-regiment. Vóór het einde van Aug. 1792 was hij echter kapitein van eene compagnie ‘chasseurs du Mont-de-Cassel’, 5 Sept. 1793 chef de bataillon van diezelfde jagers, en 27 Sept. van dat jaar, dus op nog geen 23-jarigen leeftijd, werd hij tot brigade-generaal bevorderd, ten gevolge van de uitstekende wijze, waarop hij, aan liet hoofd van eene colonne van 5000 man, had medegewerkt aan het ontzet van Duinkerken. Hiermede opende hij zijn schitterende militaire loopbaan, die - hoewel nu en dan voor korten tijd onderbroken - in 1815 eindigde. In den eersten tijd heeft hij niet in de triomfen gedeeld van den jeugdigen generaal, die later zijn keizer zou worden. Hij diende in dien tijd in het Noorderin het Sambre-en-Maas-, in het Rijn- en in het Donau-leger, meermalen ook onder Moreau, waarin misschien de voornaamste reden te zoeken is, waarom den onverschrokken soldaat, die op zoovele slagvelden getoond heeft zijn leven veil te hebben voor de zaak, die hij diende, de maarschalksstaf onthouden is. Noch zijne onbuigzaamheid, zijne onverzettelijkheid, meermalen overgaande in daden van wreedheid, noch de afpersingen, waaraan hij zich schuldig maakte, kunnen voor Napoleon redenen geweest zijn, om den divisie-generaal (sinds 5 Febr. 1799), die Bergen (1799), Engen, Möskirch (1800), Austerlitz (1805), Glogau, Breslau, Schweidnitz (1806), Abensberg, Eckmühl, Wagram (1809), Hamburg (1813) als even zoovele zegeteekenen in zijn dagboek kon schrijven, den rang te onthouden. die aan zeker niet meer-waardigen dan hij reeds geruimen tijd vroeger was toegckend. Bijna had Vandamme dien ook hem

steeds voor oogen staanden maarschalksstaf opgeraapt op de slagvelden van Saksen (1813) of van België (1815), maar hij ontgleed aan zijne handen, omdat in Saksen, ten gevolge van Napoleon's ontijdigen terugkeer naar Dresden, zijn korps te Kulm te gronde ging en hij zelf zwaar gewond in gevangenschap geraakte, en in België, omdat op Ligny Waterloo volgde. Hij heeft zich tevreden moeten stellen met het legioen van eer en den titel van graaf van Uneburg (besluit van 19 Maart 1808). Na den veldtocht van 1815 in Frankrijk teruggekeerd, week hij spoedig uit eerst naar Gent, daarna naar Philadelphia, van waar hij in Juni 1819 naar Frankrijk mocht terugkeeren. 1 April 1820 werd hij als disponibel weder op de lijst der generaals geplaatst. 1 Jan. 1825 nam hij zijn ontslag; tot aan zijn dood bleef hij metterwoon in zijn geboorteplaats.

Gedurende zijn veelbewogen krijgsmansleven is hij tweemaal in ons land geweest. De eerste maal als brigade-generaal met Moreau en Pichegru, toen de fransche legers hier de ‘bevrijding’ kwamen brengen in 1794 en 95. Hij heeft toen met zijne brigade deelgenomen aan de insluiting van Venlo, welke plaats 24 Oct. 1794 werd overgegeven, kreeg daarna het bevel over de geheele divisie van Moreau, liet met veel beleid in den nacht van 10 op 11 December den schijn-overtocht over de Waal bij Hulhuisen uitvoeren, om Daendels' overtocht over de Maas in de hand te werken, die evenwel mislukte; en vervolgde, nadat het ijs den weg over de rivieren mogelijk gemaakt had, de engelsche troepen tot bij Bentheim (half Maart 95). In Februari had Daendels hem voorgesteld, in dienst van de Bataafsche Republiek over te gaan, welk voorstel door hem, na den raad van Pichegru te hebben ingewonnen, werd afgeslagen. Zijne opvliegendheid en strengheid hadden hem intusschen vele vijanden bezorgd; en het viel dezen niet moeilijk in die voor aanklachten zoo gunstige tijden hem bij het Comité de salut public verdacht te maken, ten gevolge waarvan hij in het laatst van April naar Parijs ter verantwoording werd geroepen.

Toen in 1799 nagenoeg met zekerheid bekend was, dat eene landing van Engelschen en Russen op onze kusten zou plaats hebben, werden op aanvrage van den opperbevelhebber der vereenigde fransche en bataafsche legers, den franschen generaal Brune, door den minister van oorlog Bernadotte een aantal fransche generaals hierheen gezonden, o.a. Vandamme. 5 Sept. kwam hij in Alkmaar aan, en den volgenden dag kreeg hij het bevel over de divisie fransche troepen, die toen in Noord-Holland was bijeengetrokken. Zijn hoofdkwartier nam hij in Alkmaar, waar ook de opperbevelhebber was; zijne divisie lag verspreid over Alkmaar (een klein gedeelte), Bergen, de drie Egmonden, met de voorposten te Camp, Groet, Schoorl en Schoorldam. Had Brune als opperbevelhebber de leiding in haar geheel, dus ook over de beide bataafsche divisiën Daendels en Dumonceau, die hun hoofdkwartier te St. Pancras en Koedijk hadden, Vandamme had de leiding uitsluitend over de fransche troepen, aan welke - in den aanvang slechts 7000 man sterk - de taak ten deel viel in het moeilijke, gedeeltelijk-duinterrein tusschen Alkmaar en de Noordzee den Engelschen, die in de Zijpe gelegerd waren, het doordringen te beletten of hen daaruit te verjagen. Als zoodanig mag hem, die, onbekend met zijne troepen en met het terrein, onverwacht het commando aldaar moest op zich nemen, zeker niet het minste gedeelte van den lof over den goeden uitslag, dien Brune geoogst heeft, worden toegekend

Want ontegenzeggelijk heeft het zwaarste gedeelte van den strijd niet op de Bataven, maar op de fransche troepen gedrukt. De eerste slag, de aanval op de stelling van de Zijpe (10 Sept.), waarbij de hooge west-friesche zeedijk den verdedigers als een sterke wal diende, werd op alle punten door de Engelschen afgeslagen. De aanval in dit echte polderterrein viel niet mede, en na dien dag werd door Brune besloten, vooreerst - tot meerdere versterkingen waren aangekomen - zich tot de verdediging te bepalen. Die versterkingen kwamen evenwel langzaam opzetten. Toen de Engelschen en Russen 19 Sept. op hunne beurt ten aanval overgingen, telde de fransche divisie nog geen 10 duizend man. Toch behaalde het fransch-bataafsche leger eene schitterende overwinning.

De hoofdstrijd had in en om Bergen plaats, van welk dorp de Russen zich reeds hadden meester gemaakt, doch waaruit zij door de Franschen onder Vandamme's persoonlijke leiding werden teruggeworpen, waarna een drieduizendtal hunner, met hun bevelhebber, den generaal Hermann, krijgsgevangen werd gemaakt. Tot dien gunstigen uitslag hadden een paar bataljons Bataven, te rechter tijd over het kanaal in de flank van de tegenpartij ingrijpende, het hunne bijgedragen. 2 Oct. hernieuwde aanval van het engelsch-russisch leger. Weder was de hoofdaanval bij Bergen en Egmond tegen Vandamme's divisie gericht, toen sterk 13^ duizend man. Beide legers bleven aan het einde van den dag op het slagveld onder de wapens; doch met hoeveel hardnekkigheid ook die strijd slag bij Alkmaar genoemd - was gevoerd, Brune zag terecht in, dat eene voortzetting daarvan op den volgenden dag voor hem niet geraden was, en trok met zijn hoofdmacht op Beverwijk terug. Daar het aantal fransche troepen nu steeds aangroeide, werden zij in twee divisiën verdeeld, onder aanvoering van de generaals Gouvion en Boudet, over welke beide divisiën Vandamme evenwel het commando bleef behouden en met welke hij 6 Oct. het opnieuw voortdringen van het engelsch-russische leger in den slag bij Castricum tegenging. Hiermede was de strijd beslist. Twee dagen later trok de hertog van York naar de Zijpe terug; en 18 Oct. sloot hij met Brune eene conventie, volgens welke het landingsleger 1 Dec. het grondgebied der Bataafsche Republiek moest ontruimd hebben.

Met nieuwe lauweren bekroond, verliet Vandamme onmiddellijk het leger tot herstel zijner gezondheid, dievooral veel geleden had ten gevolge van een val van zijn paard 14 Sept., wat hem echter niet weerhouden had, het bevel te blijven voeren. Brune gaf hem de eer, om den tekst der conventie aan het bataafsche bewind te mogen overbrengen, waarbij hij schreef: ‘Le général Vandamme, qui vous remettra cette convention, a puissamment concouru par ses talents, sa bravoure et son dévouement a amener cet heureux résultat de nos travaux militaires’.

Hij komt voor op eene 15 Mei 1819 door den gouverneur van Zuid-Holland aan burgemeesters en schouten toegezonden lijst van geproscribeerden en uitgewekenen, aan wie het verblijf hier te lande was ontzegd, welke bepaling bij circulaire van 24 Dec. 1819 van dezelfde autoriteit te zijnen aanzien werd opgeheven (archief Delft).

Volgens Bourrienne moet Napoleon in 1813 te Dresden van hem gezegd hebben: ‘Si je perdais Vandamme, je ne sais pas ce que je donnerais pour le ravoir; mais si j'en avais deux, je serais obligé d'en faire fusiller un’.

Zie: A. du C asse, Le général Vandamme et sa correspondance (Paris 1870, 2 tomes) en een

schotschrift uit 1813 Levensberigt van den generaal Vandamme welke den 30 Aug. 1813 gevangen genomen en naar Rusland gebragt is (uit het hoogduitsch); voorts alle militaire werken over de veldtochten, die hij heeft medegemaakt, waarvan voor dien van 1799 eene opgave voorkomt in De Militaire Spectator 1891, 31-38; H.T. Colenbrander, Gedenkstukken IV in alph. reg., 1208.

Koolemans Beijnen

< >