TUINEN (Klaas van), later Bisschop van Tuinen genaamd, 28 Oct. 1840 te Oldeborn in Friesl. geb. en 14 Juli 1905 te Zwolle overl. Van zijn jeugd af een vriend van de studie der natuur, vooral van plant- en dierkunde, placht hij hieraan al zijn vrijen tijd te wijden.
Na eerst eenige jaren op de secretarie zijner geboorteplaats werkzaam te zijn geweest, ging hij in 1870 aan de universiteit te Amsterdam studeeren en legde het volgend jaar met goed gevolg 't examen M.O. in delfstof-, aard-, plant- en dierkunde af. Nog in 1871 werd hij tot leeraar in de natuurlijke historie aan de R.H.B. te Zwolle benoemd en acht jaar later werd hem hierin diezelfde vakken ook het onderwijs aan het gymnasium opgedragen. Tevens gaf hij een reeks van jaren les in plant- en dierkunde aan de normaalschool voor onderwijzers in deze stad. Verder was van Tuinen conservator aan het museum van de Vereeniging voor provinciale welvaart in Overijsel, bestuurslid van de zwolsche afdeeling der Maatsch. van Tuinbouw en Plant- kunde en secretaris-penningmeester van de muziekschool in de stad zijner inwoning. Maar vooral was hij een zeer werkzaam lid van de ‘Nederl. Entomologische Vereeniging’, in het tijdschrift waarvan hij enkele belangrijke opstellen schreef (zie Tijdschr. v. Entomol. 1906, 234). Verder schreef hij: Nederl. planten. Beschrijving onzer akkerbouw-, tuinbouw- en boschbouwgewassen en onkruiden, benevens een kort overzicht der voor planten schadelijke en nuttige dieren (1874) en Naamlijst van vogels, welke in Nederland in den wilden staatzijn waargenomen (1892).
Met A.F.D. H offman gaf hij uit: Diersoorten nuttig voorden landbouwofhoutteelt, volgens Kon. Besluit van 25 Aug. 1880. 13 platen met handleiding (1880-82).
Zuidema