TINNE (Alexandrine Petronella Francisca, doorgaans Alexine geheeten), Afrikareizigster, 17 Oct. 1835 te 's Gravenhage geboren, dochter van Philippe Frédéric T. en zijn tweede vrouw jkvr. Henriëtte Marie Louisa van Capellen (kol. 1502).
In 1856 reisde zij naar Palestina, Syrië en Egypte en bracht den winter van 1856 op 57 te Caïro door. Na met hare moeder en tante (jkvr. A.D.C. van Capellen) daarheen in 61 geheel verhuisd te zijn, begon zij in Januari '62 een reis naar den Witten Nijl en voer, nadat zij het benedeneinde der Sobat-rivier bereisd had, door het No-meer naar het oostenrijksche zendingsstation Santa Croce. Van hieruit ondernam zij tochten naar het binnenland en bereikte 30 Sept. Gondokoro. Ziekte noodzaakte haar terug te keeren naar Kartoem.
Reeds in Febr. '63 begon zij met een verbazend groot geleide een tweede reis naar de Bahr-al-Ghazal. Daaraan namen von Heuglin, Steudner en de ned. natuurkundige baron d'Ablaing deel. De onderneming drong tot Dsjoer en het land der Bongo's door; daar bezweken hare moeder en Steudner aan de gevolgen van het moordende klimaat. 29 Maart '64 keerde de expeditie te Kartoem terug, waar hare (achtergebleven) tante overleed. Zij begaf zich vervolgens naar Caïro, ondernam in '65 een reis naar Kreta, Griekenland en Italië en ging in '66 over Toulon naar Algiers, bereisde in '68 de Algerijnsche Sahara en begon in Januari '69 met groot gevolg, van Tripoli uit, een tocht naar het binnenland van Afrika, om over Bornoe (aan het meer Tschad) naar den Nijl te reizen. Nadat zij te Moerzoek een ziekte had doorstaan, wilde zij op uitnoodiging van het Toeareghoofd Ikhenoekhen naar Ghat gaan, maar werd 1 Aug. '69 westelijk van Moerzoek door de haar begeleidende Toearegs vermoord, wier hebzucht door haren rijkdom was opgewekt. Freule Tinne bezat eene energie, eene standvastigheid, zooals weinig vrouwen en zelfs mannen; bovendien een zucht tot onderzoek en kennis, die haar in staat stelde, alle gevaren te trotseeren. Maar daarbij voegde zich eene lieftalligheid, eene oprechtheid en eene goedhartigheid, zooals men die zelden aantreft. Haar gevolg bestond voor het grootste gedeelte uit vrijgekochte slaven en op hare laatste reis ook uit nederl. matrozen.
Haar portret op 14-jarigen leeftijd, geschilderd door H. Comte de Montpézat, is in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage. Op lateren leeftijd bestaat er van haar portret een anonieme houtsnede.
Zie: Th. von Heuglin, Die Tinnesche Expedition im westl. Nil- Quellengebiet 1863 u. 1864 in Peterm's Mitth. 1865,15. Erganzungsheft, John A. Tinne, Geogr. notes ofexpeditions in CentralAfrica by three Dutch ladies in Transac Hist. Soc. ofLancashire and Cheshire 1864; Tour du monde, Sept. 1871; Aarde en hare Volken 1872, 1 en vlg.; C.M. Kan, Ontdekkingsreizen van den nieuweren tijd, I, Afrika (Utrecht 1871); Kotschy et Peyritz, PlantaeTinneanae (Vindob. 1867) inleiding; W.
Gentz in Gaitenlaube 1869, 38; von Maltzanin Algem. Zetung 16 April, 4 Aug. en 10Sept. 1869; N.W. Posthumus in TijdschriftAardr. Gen. I (1876) 72; H.C. Rogge in EigenHaard 1898, 829.
Het verhaal van H.v. Kol in deAmsterdammer, Weekblad van 3 April 1910, stemt niet overeen met de processen-verbaal van den consul Testas.
Mulert