SWALUE (dr. Edelhardus Bernardus), zoon van Bernardus Johannes Swalue en Elizabeth Jacoba Falck, geb. teStandaarbuiten8 Jan. 1806, gest. te Amsterdam 12 Maart 1865. Hij bezocht de latijnsche school te Dordrecht en werd 11 Juni 1823 tot de academie bevorderd; hij werd in datjaarte Leiden als student in de godgeleerdheid ingeschreven. Al spoedig zond hij een antwoord in op een in 1825 aldaar uitgeschreven prijsvraag: Philippi I Burgundiae ducis res gestae et mores exponantur, dat met lof werd vermeld; hetzelfde geschiedde met een antwoord op een nieuwe prijsvraag: Exponantur causae, quibus factum sit ut imperium Turcarum Osmannorum a parvis initiis ad eam magnitudinem et potentiam pervenerit quam Solimanno magno regnante erat consecutum. 20 Juni 1829 promoveerde hij tot doctor in de theologie op proefschrift De discidio Ecclesiae Christianae in Graecam et Latinam, Photii auctoritate maturato (L.B. 1829). In Aug. 1829 deed hij proponents-examen en werd al spoedig beroepen te Korendijk, waar hij 14 Maart 1830 door zijn vader werd bevestigd. 14 Juni 1835 deed hij zijn intrede te Goes. In Mei 1849 werd hij beroepen te Amsterdam, maar kon wegens ziekte zijn predikambt aldaar eerst een jaar daarna aanvaarden. Hij was hier vooral op practisch gebied werkzaam; allerlei tegenspoeden verlamden evenwel dikwijls zijn werkkracht. Wetenschappelijk werkte hij op kerkhistorisch gebied; met ter Haar en Moll leidde hij de redactie van de Geschiedenis der Christelijke kerk in Nederland in tafereelen, waarvan het eerste deel in 1864 werd voltooid. Ook op ander gebied was hij werkzaam. Van zijn afzonderlijk verschenen werken is te noemen Justinus van Nassau, meest naar onuitgegeven stukken (Amst. 1858), door Bakhuizen van den Brink, als antwoord op een prijsvraag van het Prov. Utr. Gen., scherp beoordeeld, en vooral De daden derZeeuwen gedurende den opstand tegen Spanje (Amst. 1846), dat zijn oorsprong dankte aan een prijsvraag van het Zeeuwsch Genootschap van 1837. Swalue zond een antwoord in, dat in 1842 niet voor bekroning in aanmerking kwam. Hij zond het omgewerkte antwoord in 1844 opnieuw in; hem werd echter in 1845 medegedeeld, dat hem de zilveren medaille zou worden toegekend en verlof werd gegeven het werk voor eigen rekening uit te geven; nogmaals werkte hij het om en gaf het aldus in 1846 uit. Hij was ook in dit werk zeer ijverig geweest in het verzamelen der bronnen, maar miste historischen zin en vooral historischen stijl. Hij was gehuwd met Jeanne Marie Dumont.
Zie: Prins in Levensb. Lett., 1865, 118 vlg. (metbibliographie); Bakhuizen van den Brink, Studiën en schetsen, V, 405 vlg.
Brugmans