SLATIUS (Henricus), geb. te Oosterland in 1585, onthoofd te 's Gravenhage 5 Mei 1623, zoon van Daniel Slaet, heeft zich doen kennen als een der lastigste en roerigste remonstrantsche predikanten. Hij heeft te Leiden gestudeerd en werd in 1606 predikant te Herveld en vervolgens in 1613 te Bleiswijk.
Hier gedroeg hij zich tijdens de kerkelijke geschillen zoo rumoerig, dat zelfs Hugo de Groot de stedelijke regeering van Rotterdam aanraadde den lastigen predikant te ontslaan. Ook in geschriften trad hij als predikant te Bleiswijk heftig tegen de contra-remonstrantenop, o.a. door zijn De Schuer-predicanten (Pamflet Knuttel no. 2407). Door de in 1618 te Delft gehouden z.-hollandsche Synode werd hij afgezet, en door de Nationale Synode van Dordrecht verbannen. Slatius ging naar Antwerpen en genoot daar den onderstand van de remonstrantsche broederschap. Intusschen waren de uitgewekene remonstranten niet gesteld op den lastigen ambtsbroeder, al wilde men hem geen ondersteuning onthouden. Hij werd belast met het toezicht op de uitgave der remonstrantsche geschriften, maar gedroeg zich ook hierin onbetrouwbaar. Toen hij b.v. de proeven nazag van Arnoldus Neomagus, THemelsch Synodus (PamfletKnuttel, 3085), voegde hij op eigen gezag bittere en scherpe bladzijden aan het werk toe, zoodat de auteur het niet meer als het zijne erkennen wilde.
In 1619 gaf Slatius een hekelschrift uit tegen de contra-remonstranten, dat tot de heftigste remonstrantsche pamfletten behoort. Het is de veel gelezen en herhaaIdelijk
herdrukte Ghepredestineerden Dief(Pamfl. Knuttel2977) door den een als geestige persiflage van de praedestinatie-leer bewonderd, door den ander als venijnig laster-
schrift verafschuwd. Door een ander vlugschrift Wel-biddend onderwijs (Pamfl. Rogge, I, 139) wekte hij ook ergernis bij remonstranten. Met de directeuren der Broederschap kreeg Slatius hooggaande onaangenaamheden. Men had hem het toezicht op de remonstrantsche uitgaven moeten ontnemen; in het vaderland waren een aantal boeken van Slatius in beslag genomen en nu verlangde hij schadeloosstelling van de Broederschap. In 1622 keerde hij naar Holland terug, waar hij in 1623 deelnam aan de samenzweering tegen het leven van prins Maurits.
Bij de ontdekking van het complot trachtte Slatius zich door de vlucht te redden. Over Amsterdam begaf hij zich naar Drente, om van daar naar Duitschland uit te wijken. Te Rolde in een herberg vertoevende gedroeg hij zich zoo onhandig, dat hij achterdocht wekte, gevangen genomen en naar den Haag gevoerd werd. Om zijne rechters gunstig te stemmen, stelde hij in de gevangenis een geschrift op, waarin hij de remonstranten zwart maakte. Als Copie VantKlaer Vertoogh (Pamfl. Knuttel 3475) is dit door de Staten van Holland uitgegeven.
Toen hij bemerkte, dat hij door deze daad wel de pijnbank maar niet de doodstraf kon ontloopen. heeft hij drie dagen vóór zijn dood een herroeping geschreven en wist deze bij het afscheid nemen, terwijl zijne handen gebonden waren, op slimme wijze aan zijn vrouw Barendina Imansdochter Telle, een familielid van den bekenden hekeldichter Reinier Telle, met welke hij in Maart 1611 te Zierikzee gehuwd was te doen toekomen. Zij kwam in handen van Adr. van der Borre, en is uitgegeven, waarschijnlijk door N. Grevinchoven, in Copye van een Missive gheschreven van een Remonstrantsch Predicant (Pamfl. Kn. 3477). Men vindt zijn portret in Zelandia illustrata II, 296 en op eenige spotprenten in 1623 uitgegeven. Vergel.
Fr. Muller,
Ned. Historieplaten I, no. 1480 v.v. Behalve de reeds genoemde schreef Slatius o.a. Joannis Calvini Tyrannien (Pamfl. Knuttel2253); Bewiis dat de Schuer-Predicanten zijn enz. (Pamfl. Knuttel 2412); StapelderScheldt-woorden vanAdriaanJorisz.
Smout (Pamfl. Knuttel 2413); Christalijnen Spiegel (Pamfl. Knuttel 2980); Amsterdamsche Nouvelles (Pamfl. Knuttel3086); Morgen-Wecker(?) (Pamfl. Knuttel 3087); Monsterkens van de Nieuwe Hollandsche Inquisitie (Pamfl. Knuttel 3088).
Zie: Brandt, Hist. der Reformatie II, III, IV (register op Henricus); F. Nagtglas, Levensberichten vanZeeuwen II, 636.
Knuttel