NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Salmius, anselmus

betekenis & definitie

SALMIUS (Anselmus), Anselmus Beerntsz., geboren te Utrecht als zoon van Bernard Anselmus Salmius, overluid te Utrecht21 Februari 1640. Hij studeerde te Leiden in de rechten en promoveerde aldaar 18 October 1606 onder Swanenburg tot licentiaat. In hetzelfde jaar vestigde hij zich als advocaat bij het Hof van Utrecht en huwde Hendrica Jansdr. van Wyckerslooth (overl. 1636). In 1607werd hij raad in de vroedschap, het volgende jaar schepen. Bij de bekende magistraatsverzetting door Prins Maurits in 1618

werd hij pensionaris van Utrecht. Ook was hij een der rechters over den landsadvocaat van Oldenbarneveldt. Wegens ziekte deed hij in 1622 afstand van zijn post. Te zamen met zijn vrouw testeerde hij 6 Sept. 1626. Hoogst ongunstig is het oordeel over hem in een memorie over het in 1618 gebeurde, opgesteld door een aanhanger der partij van v. Oldenbarneveldt. Daar wordt hem verweten dat hij zich ‘tegens sijn eer ende eet tegen sijn meesters heeft opgeworpen, sulcks dat hij gelicentieert wesende tegens sijnen eet van getrouwicheyt hem heeft laten gebruycken .... tot een hoofd van de mutins, ende altijt gearbeyt heeft door complotterij den staet te renverseren’, terwijl hij zich ‘om gelts wille’ heeft laten gebruiken om den landsadvocaat ‘mede ter doot te verwijsen’. Tot straf werd zijn verstand gekrenkt ‘dat hij gantsch sot is’ en daarom gecasseerd.

Zie: Bijdr. en Med. Hist. Gen. XVII (1896) 74, 76, 77, 83; Diarium Ev. Bronchorstii 117; WapenherautVI (1902) 499; Geneal. en Heraldische Bladen III, 236-239; V, 212-213. van Kuyk

< >