NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Saliger, johannes

betekenis & definitie

SALIGER (Johannes), of Beatus, ook wel Felix, geb. te Lubeck, of, volgens een opmerking in het Antwerpsch Archievenblad X, 187, in het graafschap van Schauenburg, kwam in 1566 als predikant bij de Lutherschen te Antwerpen. Hij was er zeer in aanzien; vriend van Flacius Illyricus was hij een ijveraar voor diens leer der erfzonde en evenals deze een onrustige natuur.

In 1567 moest hij Antwerpen verlaten en werd pred. a.d. Mariakerk te Lubeck. Door zijn zeer naar het Romanisme neigende avondmaalsleer kwam hij er in moeite (zie J. Wiggers, die Saligersche Abendmahlsstreit in Niedner's Zeitschrijt f.d. bist. Theologie, 1848, 613 sq.) en werd af- en weldra ook uit de stad gezet (4 Juli 1568). In Augustus werd hij in Rostock beroepen als pred. a.d.

Nicolai-kerk; hier verkondigde hij met nieuwe kracht zijn reeds veroordeelde leer en toen hij haar niet introk, werd hij 16 Oct. 1569 ook hier afgezet. Hij vertrok naar Wismaren zwierf eenigen tijd, rond, totdat wij hem in 1572 of 1573 in Woerden vinden als pred. bij de parochiekerk. Woerden toch had in 1572, toen het zich schaarde aan de zijde van den Prins, het beding gemaakt, dat het ten eeuwigen dage blijven zoude bij de leer der Augsb. Confessie, daar ingevoerd door den Heer, hertog Erik van Brunswijk. Met kracht en ijver vervulde Saliger hier zijn beroep en vooral in de dagen van het beleg der stad door de Spanjaarden (8 Sept. 1575 - 24 Aug. 1576) deed hij wat in zijn vermogen was om den moed en het geloof der belegerden te versterken. Hij schreef met zijn ambtgenoot van de Laer een Brief aan de Oversten, Hoplieden, Bevelhebbers en alle de Crijgslieden die hen om die Christelijke gemeente derstad Woerden in Holland derAugsb. Confessie toegedaen... gelegert hebben, om hen, die grootendeels Duitschers, Lutherschen, waren, ervan te overtuigen dat zij aan dit beleg geen deel mochten nemen. Deze brief richtte natuurlijk niets uit. Na het beleg, waarvan hij de geschiedenis heeft beschreven in zijne Historia van der tyt der swaere belegering ende wonderlijcke verlossinge der Christelijcke ghemeente derstadt Woerden in HollantderAugsb. Confessie toeghedaen, heeft hij met zijn ambtgenoot en geestverwant H. Fredeland, die in 1577 uit Hamburg herwaarts was gekomen krachtig gearbeid aan den opbouw van het lutheranisme in Woerden en in Antwerpen. Hij verdedigde ‘de huiskerken’ tegenover hen, die meenden, dat alle conventikels uit den booze zijn, als echt luthersch en streed hevig met allen, die gereformeerd gezind waren.

Toen de Prins in 1579 de wethouderschap van Woerden veranderde en er gereformeerden in werden opgenomen, brak zijn toorn los. De Staten mengden zich weldra in de geschillen, die hierdoor ontstonden en nog in ditzelfde jaar werd hij uit zijn ambt ontzet. Nog bleef hij in de stad en stichtte zijne getrouwen in eigen woning. Ook dit werd hem verboden en 4 April 1580 besloten de Staten, dat hij het land moest verlaten. Hij vertrok, vermoedelijk weer naar zijn vaderland. Saliger is een van degenen, aan wien de Lutherschen in Nederland veel te danken hebben, want mede door zijn optreden is de huiskerk ingeburgerd, zonder welke er nooit een nederl. luthersche Kerk zoude zijn ontstaan.

Behalve het boven genoemde schreef hij nog: Een christelijk Tractaat, inhoudende 'tregtgeloofen de bekentenis van de vereeniging der twee ongelijke naturen, te weten de godlijke en de menschelijke in den eenigen persoon Jesu Christi, van zijn hemelvaart en zitten ter rechterhand des eeuwigen Vaders en van zijn heilig Avondmaal, met de wederlegging van de erroren ende dwalingen derzelven (1576; in 1609 herdrukt). Zijne Articulen van der huyskercken der christelycker Gemeynten derAusborgschen Confessie toegedaen in val der noodt daer men dat openbare predigampt niet gehebben en can gelijk hiernaer volgen (1577) en zijn Antwoordt der Predicanten tot Woerden in Hollandt op sommiger christenen bedeneken tot Antwerpen van wegen derhuyskercken dergemeynten Godts aldaerderA.C. toegedaen zijn afgedrukt in Godgeleerde Bijdragen XXIX, 401 vlg. en 481 vlg.

Zie:Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdragen tot de gesch. der Ev. Luth. kerk, III, 60 vlg.; J. Wiggers, Kirehengeseh. Mecklenburgs (Parchim 1840) 145, 182; Reitsma en v. Veen, Acta II, 153, 175; Brandt, Hist. d. Reformatie I, 429, 662-664; Pont, Gesch. v.h. Lutheranisme in de Nederlanden tot 1618 (1911) 79, 90, 308 vlg. 364 vlg. e.e.

Pont

< >