NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Reede van saesveld, godard, goert, of goddert van (2)

betekenis & definitie

REEDE VAN SAESVELD (Godard, Goert, of Goddert van) (2), heer van Saesveld, Amerongen, Zuilestein en Nederhorst. Geb. op het huis Saesveld 15 Sept. 1516, overl. te Utrecht 19 April 1585; zoon van Adriaen (1) (kol. 1038) en van Lucia van Goer.

Hij werd 31 Dec. 1541 in de plaats van zijn overleden vader door keizer Karel V aangesteld tot kastelein van het slot te Lage, tot rentmeester van Twenthe en tot drost en rentm. van Diepenheim; deed als rentmeester van T. den eed te Utrecht 16 April 1544; compareerde ten jare 1543 in de ridderschap van Overijsel op de landdagen te Zwolle en te Deventer en werd 13 Juni 1545 met zijn goederen in Overijsel beleend. In laatstgenoemd jaar, vóór 20 Juli, deed hij afstand van zijn ambten in Overijsel ten gunste van zijn broeder Frederik en begaf zich ten gevolge van zijn huwelijk metterwoon naar Utrecht. Hij werd 23 Oct. 1555 hoogschout der stad en als zoodanig door den keizer op 25 Nov. aangesteld met de clausule ‘soo langhe het den keyser believen sall.’ Hij deed van dit ambt afstand 19 April 1564 en werd denzelfden dag om goede diensten bevorderd tot extra-ordinair raad in het Hof van Utrecht.

Van 1574 tot zijn dood was hij drost van Loevestein.

In 1557 werd van Reede bij opdracht van Gijsbert

van Hemert beleend met den voorburg van het huis Amerongen en tegelijkertijd door de leenkamer van Holland met het huis zelve verlijd, zoodat hij dientengevolge in de ridderschap van Utrecht werd opgenomen. Namens zijn echtgenoote werd hij 15 Oct. 1558 beleend met Zuylestein. Van Herman van Zuylen van Batesteyn kocht hij 24 Nov. 1579 de ridderhofstad Horst (Nederhorst), werd daarmee beleend 11 Febr. 1580 en deed 21 Oct. d.a.v. den eed aan de Stat. v. Utrecht als souvereinen van den lande. In 1580 of vroeger werd hem het huis Saesveld door zijn broeder Hendrik van Reede van Brandlicht (kol. 1009) met geweld ontnomen, doch 11 Mei 1580 werd het door Goossen van Raesfeld, drost van Twenthe, voor hem heroverd. Na den koning van Spanje te hebben afgezworen, heeft hij 21 Oct. 1581 den eed aan de Staten van Utrecht afgelegd. Als zoodanig komt hij dan ook voor, wonende binnen Utrecht, op een ‘Quohyer ende Register van de erffven Landerien thienden enz. toebehoerende Con. Majest. vianden ende Rebellen’ overgeleverd te Roermond 14 Aug. 1587 door den rekenmeester Gijsbert Gramaye (Blijkbaar was dit register dus al eenige jaren geleden opgemaakt.)

In 1584 maakte hij deel uit van het gezantschap, door de Staten-Generaal afgezonden om de oppermacht over deze gewesten aan koning Hendrik III van Frankrijk aan te bieden. Terwijl de gezanten, die de reis ter zee zouden ondernemen te Brielle op een gunstige gelegenheid wachtten, werd van Reede ongesteld. Hij keerde naar huis terug, waar hij 19 April 1585 overleed. Zijn lijk werd in de kerk te Amerongen begraven onder een prachtige verheven tombe, gehouwen (reeds bij zijn leven) door Mr. Jacob Colijn de Nole.

In 1672 is dit monument door de franschen verwoest, in het begin der 20e eeuw waren alleen de geschonden beelden, die het echtpaar van Reede voorstelden, over en deze zijn door de Staten van Utrecht in 1907 in de kerk te Amerongen zoo goed mogelijk hersteld.

Goertvan Reede huwde25 Januari 1544 met Geertruid van Nyenrode geb. in April 1525, overl. 6 April 1605, dochter van Ernst en van Margaretha van Renesse van Wulven. Uit dit huwelijk sproten 10 kinderen; zes zoons en vier dochters. Van de eersten stierven er drie vóór hun ouders, de overblijvenden waren Adriaen (2) (kol. 1040); Gerard (kol. 1023) en Frederik (kol. 1006). Van de dochtershuwdenJohanna en Maria met twee broeders van den Bongard, Lucia eerst met Alofvan Rechterenen daarna met Joachim van den Boetzelaar,enAleyd werd de vrouw van den engelschen kolonel Wingfield, die Geertruidenberg aan Parma verkocht.

Groote zorg baarde den ouders de verdeeling hunner na te laten goederen. Adriaen, de oudste, hield de spaansche zijde; Gerard, de tweede, huwde ver beneden zijn stand en Frederik leefde met een concubine, die hij wellicht zou huwen. Indien nu, zoo bepaalden de ouders, Frederik met een dochter van adellijke geboorte huwde, zou Amerongen en Nederhorst op hem overgaan. Adriaen ontving dan de goederen in het door Spanje overheerde deel van Overijsel en aan Gerard zou de lijftocht van Nederhorst worden verzekerd. Langdurige processen zijn hierover tusschen de broeders gevoerd; zij duurden tot 1608 en eindigden met het aangaan van een accoord.

De beeltenis van Goert van Reede komt, behalve op bovengenoemd grafmonument, nog voor op een zeldzamen penning uit het jaar 1556. Bovendien wordt op het huis Amerongen een geschilderd portret van hem en zijn echtgenoote bewaard, waarop zij knielende zijn voorgesteld. Meerdere portretten worden bij Moes vermeld.

Zie: Moes, Icon. Bat. no. 6264, 5474; Bulletin Oudh. BondVIII, 46-48 (met afbeelding van den penning en van het herstelde grafmonument; de beelden hiervan ook afgebeeld in de Prins, 1907 no. 10, 31 Aug.); Geld. Volksalm. 1875, 84, 85; Merkw. Kasteelen in Nederl III, 114;J.Scheltema, Staatk. Nederl. II A, 228; Kronyk Hst Genootsch VIII, 299; Utrechtsche Consultatien III, 542; v. Doorninck, Gesl. Aant, 117; Bijdr. Gesch. Overijsel IV, 174; v. der Monde, Tijdschr. Gesch. Utr., 1844.

Regt

< >