NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Reede, hendrik van

betekenis & definitie

REEDE (Hendrik van), ridder, heer van Reede; zoon van Bitter (kol. 1002) en van N. van Loon.

Henricus de Rede, miles, komt 5 Juni 1277 te Bentheim als getuige voor, wanneer Egbert, graaf van Bentheim, met goedkeuring van den jongen graaf van Oudenburg, het Duitsche Huis te Utrecht bevestigt in het bezit van de kerk en de gruit te Renen, de tienden in de Node, de kerk en de tienden te Bemmel en de huizen of hoven Meinardinck. Gesteren, Hobbeldynck, alles vroeger tot hulp van het Heilige Land geschonken door wijlen zijn vader Otto, graaf van Bentheim, bij diens inkleeding in de Duitsche Orde (Archieven derRidderl. D. Orde II, 790).

Hendrik van Reede geeft met Pelgrim van Putten, Hendrik van Keppel, Dirk, Arnold en Albert van Lijnden(?of van Sinderen?) en Rekensa, weduwe van Evert van Enghuysen toestemming bij de opdracht ao. 1296 (feria quarta post Petri ad vincula 1297) door Arnold van Wesdorp (Weusdorp), commandeur van St. Jan van Jerusalem te Nijmegen, aan graaf Reynoud van Gelre van een weerd op de Veluwe gelegen, genaamd ‘Nijenbeek’ tusschen den IJsel en Voorst, met het slot en verder toebehooren (van Spaen, Inleiding IV, 185).

Hij huwde Christina van Romberch, bij wie met zekerheid één zoon, Bitter, ridder, heer van Reede. Van dezen laatsten zijn geen levensbizonderheden bekend; hij scheen nog in 1363 in leven te zijn en koos zich tot vrouw N. Droste to Vischering, dochter van Berndt, ridder, heer tot Vörde, en van N. Luychuysen ofLudinckhausen.Zij wonnen behalve een zoon Berndt (zie kol. 1041), nog een anderen, Goert, geheeten.

Zie: Geldersche Volksalm. 1880,7; 1898,3-11; 1901,72, 73. Zijn zegel, zie J.Th. de Raadt, SceauxArmoriés.

Regt

< >