RAEDT (Alhar[d
t de) of de Raadt, geb. te Amsterdam omstr. 1645; ‘hij verdwijnt na 1699, toen een vriend en geestverwant hem het buiten goed Clarenbeek bij Arnhem vermaakte, waar hij nochtans niet bleef, langs zwerverswegen uit de geschiedenis’ (Lindeboom, a.w., 360; Sepp, Gesch. Nasp.