NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Potberg, andreas hermanus

betekenis & definitie

POTBERG (Andreas Hermanus), geb. te Steenwijkerwold 15 Jan. 1850. Het eerste onderwijs genoot hij in zijn geboorteplaats; hij voltooide zijn verdere studiën te Meppen (Duitschl.) en in de seminaries te Kuilenburg en Rijsenburg.

Priester gewijd 15 Aug. 1876, was hij achtereenvolgens kapelaan te Houten, Albergen, Zandberg, Schalkwijk en Uithoorn. Pastoor geworden te Wegdam 1 Apr. 1897, overleed hij aldaar 25 Oct. 1898.

Met medewerking van Dr. Th. Lunter en pastoor M.H. Rademaker gaf hij uit Geschiedvervalsching eene weerlegging dermeestin

omloop zijnde dwalingen op het gebied van algemeene en kerkelijke geschiedenis doordrie vrienden der waarheid (Utrecht 1884). Tusschen 1870 en 1882 vertaalde hij met J.N. van der Nap, thans pastoor te Bedum. verschillende werken van Abraham v.S. Clara onder de schuilnamen Kruphios enOnomatopoios

(Petit en Co. Rijsenburg). Verder gaf hij een vertaling van de vroegpreeken van Fuhlrott (1883) en van R. Businger, Bijbelsche geschiedenis voor de katholieke jeugd (2e druk 1883). Ook leverde hij een vrije bewerking van een duitsch werkje: De Godmensch Jezus-Christus, waarachtig God (Utrecht 1890). de Groot

< >