POST (Elisabeth Maria), geb. 22 Nov. 1755 te Dordrecht, overl. te Epe 1812, dichteres, in haar tijd van eenige vermaardheid en ‘de lieveling van het publiek’ genoemd. Haar eerste werk, Het Land, in brieven, verscheen 1788 anoniem, met een aanbevelend voorwoord van A. van den
Berg, predikant te Arnhem. Dit werk werd viermaal herdrukt. Men heeft van haar de volgende dichtwerken onder haar naam uitgegeven. VoorEenzamen, naar aanleiding van den dood haars vaders; ReinhartofNatuuren Godsdienst (Amst. 1793, 3 dln., met pl. en portr.); in den persoon van Reinhart schetste zij haren broeder; Mijn Kinderlijke Tranen (Rott. 1793), op den dood harer moeder; Gezangen derLiefde (Gron. 1794), bij gelegenheid van haar huwelijk met den predikant Justus Lodewijk Overdorp; Gezelschap en Eenzaamheid (Gron.); OntwaakteZanglust ('s Grav. 1807). Verder, in proza: Hetwaargenot des Levens in brieven (Amst. met pl. 1796); Ter Gedachtenis van mijnen waardigen broeder H.H. Post, in 1809 te Demerari overleden (bovengenoemde Reinhart).
Bovendien vertaalde zij eenige werken uit het Hoogduitsch: Schiller's Don Karlos, kroonprins van Spanje (1789); G.W.E. Starke, Tafereelen uit het Huiselijk Leven (1804, 2 dln.); Frederika Weiszen haar dochters (1806). Haar portret is gegraveerd door R. Vinkeles naar van 't Hoff.
Zie: Siegenbeek, Bekn. Geschied, d. Ned. Letterk. 275; van Kampen, Bekn. Geschied, d. Nederl.
Letteren II, 433; Kalff, Gesch. Ned. Letterk. VI, 135; Frederiks en v . d .Branden, Biogr. Woordenb. 621; Vaderl. Letteroef. 1794, 603-605; NavorscherVI (1856) 309. van Schevichaven