PARAVICINI DI CAPELLI (Bartholomeus Eduard), gedoopt20 Febr. 1724 te Breda, begraven te 's Gravenhage 22 Dec. 1810. Hij was een zoon van Johan Caspar de Paravicini en Isabella Maria van Woensel (zie boven). Zeer jong in militairen dienst getreden werd hij omstreeks 1742 bombardier, 14 Dec. 1744 onderluitenant, 6 Dec. 1746 1ste luitenant, 7 April 1749 kapitein-luitenant, 24 Oct. 1770 kapitein, 30 Aug. 1779 majoor, 18 Jan. 1785 luitenant-kolonel, 13 Oct. 1787 kolonel, 5 Febr. 1788 chef der artillerie en 29 Jan. 1794 generaal-majoor. In dit jaar had hij het bevel over de voorhoede van het leger, dat onder den Prins van Oranje op 20 April het versterkte kamp der Franschen bij Landrecies vermeesterde. In 1795 verliet hij den militairen dienst. Onder zijn directie heeft het wapen der artillerie belangrijke vorderingen gemaakt. Hij had o.a. het directe toezicht op de Geschutgieterij.
Hij verkreeg 11 Sept. 1789 vernieuwing v.h.
burgerrecht van Chur dat zijn voorvaderen hadden, huwde te Zutfen 8 Sept. 1750 Josina de Fumal, gedoopt Zutfen 16 Aug. 1730, dr. v. Willem Richard enTheodora Aleyda Cremer.
Hun eenig kind was Johan Caspar (kol. 955).
Zie: Kuypers, Gesch. der Nederl. artillerie III, 133, 146, 190; Sypesteyn , Bijdr. t de Gesch. der Artie. 39; Bosscha, Heldend. te Land III, 58.
Eysten