OUDART (Nicolaas) geb. te Mechelen in Brabant, vestigde zich later in Engeland, waar hij 1681 overl. In 1640 was hij in den Haag als secretaris van Sir William Boswell, engelsch gezant.
In 1641 was hij assistent-secretaris van den engelschen staatssecretaris Nicholas, terwijl hij in 1647 voorkomt in dienst van koning Karel I. Sedert ± 1651 was hij secretaris van de prinsesroyale in den Haag. 24 Dec. 1654 werd hij benoemd tot raad en rekenmeester van Zijne Hoogheid. (Huisarchief, no. 2571). Na de restauratie keerde hij naar Engeland terug, vooral om de belangen van het Oranjehuis te bevorderen. Hij genoot in hooge mate het vertrouwen van de prinses-royale, die hem bij haar testament als één harer executeurs aanwees. In dat testament (bij Aitzema, Saken van Staat en Oorlog IV, 619; Brieven van en aan De Witt IV, 73) noemt zij hem ‘mynen secretaris, raetsheer van mynen zoon en desselfs commissaris alhier (dewelk mijn koninklijcke Vader, Syne tegenwoordige Majesteit ende myselve lang ende getrouwelijck heeft gedient’). Toen ter tijd speelde hij een rol van beteekenis, want de executeurs hadden ook toezicht op de voogdij van den jongen Prins en op de regeering van het prinsdom Oranje. De Witt wisselde toen eenige brieven met hem over 's prinsen educatie, maar na de definitieve regeling van de voogdij, waarbij Karel II veel aan de prinses-douairière overliet, daalde zijn invloed ten dezen. In October 1661 was hij in den Haag: hij had toen den stand van de nalatenschap van de prinses-royale opgemaakt. Maar sedert komt hij meest in Engeland voor; hij werd daar ‘gentleman of the private chamber’ van den koning en in Juli 1666 diens latijnsche secretaris. In 1665 vinden wij hem in den Haag ten huize van Downing (I kol. 747): hij was dezen in allerlei zaken behulpzaam en spionneerde druk; dit had ten gevolge, dat hij op bevel der Staten van Holland gevangen werd genomen, nadat in Londen de secretaris van den nederlandschen gezant van Goch gearresteerd was; nog vóór het einde van 1665 werd hij met andere diplomatieke gevangenen van weerszijden uitgewisseld. Hij werd echter uit Holland uitgewezen en na den vrede van Breda niet dan oogluikend weer toegelaten. In 1673 vertoefde hij te Antwerpen, waar hij zich met weinig lof over zijnen ouden meester uitliet.
Hij stierf in Engeland in 1681. Hij was gehuwd met Eva Tortarolis.
Zie: Dict of Nat. Biogr.; Urkunden und Aktenstücke zur Geschichte des Kurfürsten Friedrich Wilhelm von Brandenburg IX, 508, 514,516; van Sypestein, Gesch. Bijdr., 1,245 vlg.; Aitzema, Saken van staaten oorlogV, 382,387,388; Japikse, De verwikkelingen tusschen de Republiek en Engeland van 1660-1665, blz. 144 vlg. en 251, noot 5; Nijhoffs Bijdr. 4e R. IV, 63-64; Brieven van Johan de Witt (uitgave Fruin-Japikse) II, 251,284 en 287; enkele ms-brieven van hem in Part, brieven aan de Witt 1660 en 1661, R.A.; Brieven van en aan Johande Witt, IV, 507-558, passim; Lettres de Pierre de Groot äA. de Wicquefort (uitg. Krämer) 153; Journalen v. Const. H uygens, III, 74-75.)
Japikse