NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Noordt, jacob van

betekenis & definitie

NOORDT (Jacob van), zoon van Sijbrant van Noordt (1), geb. te Amsterdam in 1619, overl. na 1679, werd 1 Jan. 1648 toen hij woonde in de Nieuwe Doelenstraat

in ondertrouw opgenomen met Elsgen Corven (Bouwsteenen III, 15). 3 Juni 1665 woonde hij aan den Fluweelen Burgwal (Tijdschr. muziekgesch. II (1887) 220). Behalve

klokkenist van den Beurstoren te Amsterdam, was hij aldaar organist eerst van de Nieuwe Zijdskapel, later sedert 1652 van de Oude kerk tot 21 Oct. 1677, toen hij wegens ‘indispositie’ emeritus werd verklaard (Oud- Holland 1885, 289). Als expert trad hij op in 1655 en 1666 bij de keuring van het orgel in de Nieuwe kerk te Amsterdam (Hess, Dispositien 8), in 1657 bij de keuring van het orgel in de Nieuwe kerkte Middelburg (Archief, v.h. Zeeuwsch. Genootsch. VIII: 4 (1901) 42). Zijn dochter Johanna huwde met den organist Dirk Scholl (zie dit deel); als organist werd hij in 1679 opgevolgd door zijn zoon Sijbrant (2).

In de Bloemkrans van verscheiden gedichten (Amst. 1859, 553) is van J. Dullaert opgenomen een lofdicht op zijn carillonneeren (op 't klokkespel), waaruit tevens blijkt dat hij ook fluitist was. Evenals in de amsterdamsche thesauriersrekening van 1669 (II, 16) geeft Dullaert de orthografie van Oort. In het tweede deel van 't Uitnement kabinet vol pavanen enz. door Paulus Matthijsz. te Amsterdam in 1649 uitgegeven zijn van hem opgenomen variaties op Petite Branies, op Frere Fraper en op Malle Symes.

Zie behalve de geciteerde literatuur nog: Bouwsteenen reg.; Tijdschrift muziekgesch. V (1897) 87; Amsterdam in de zeventiende eeuw. Muziekleven 36, 38, 109.

Enschedé

< >