NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Nassau-bergen, wigbold adriaan graaf van

betekenis & definitie

NASSAU-BERGEN (Wigbold Adriaan graaf van), te Bergen geboren 1729 (gedoopt 26Juni) en overl. 23 Oct. 1797, zoonvan Willem Adriaan,graafvan Nassau - Bergen, heer van Zeist (tot 1746), Bergen en Cortgeen (1704-1759) en Adriana Petronella barones van der Does tot Noordwijk. In 1754 werd hij verlijd met het huis Woudenberg (niet de heerlijkheid), waarnaar hij den naam Nassau-Woudenberg voerde.

Ten zelfden jare werd hij door de Gouvernante 26 Juli tot lid der vroedschap te Alkmaar en 30 Sept. tot rentmeester-generaal der domeinen in Westfriesland en het Noorderkwartier benoemd. De heerlijkheid Bergen gewerd hem eerst bij het overlijden van zijn broeder Willem Lodewijk, die ook heer van Middelharnis was, 26 Juni 1792. Sedert 1765 was hij ook dijkgraaf van het Geestmerambacht en de Schager- en Niedorper-koggen, in 1773, 74, 77, 78, 81 en 82 gecomm. raad ter Admiraliteit van Westfriesland en het Noorderkwartier; de Stadhouder benoemde hem in Mei 1788 weder tot 1791, maar hieraan kwam - zie lager - welhaast een einde, in 1778-88 bewindhebber der O.-I. Compagnie. Het afleggeld aan de stad van beide laatstgenoemde betrekkingen bedroeg ƒ 500 en ƒ 800 's jaars. Alkmaars burgemeesterambt bekleedde hij gedurende 1775, 76, 80, 83 en 84.

Hij behoorde in de vroedschap tot de prinsgezinde partij, en verzette zich als zoodanig tegen haar besluit van 24 Febr. 1783 betreffende het recht van electie. 29 Nov. 1788 verkreeg hij op zijn verzoek zijn ontslag als lid, en 13 Dec. d.a.v. van de Staten zijn gevraagd ontslag als rentmeester. mits doende behoorlijke rekening en verantwoording. Er was in zijne kas een tekort bevonden van ƒ 98105, voor welk bedrag hij, naar 's Gravenhage gevoerd, op de kasteleinij van den hove gegijzeld werd. Men bewoog hem zijne ondercurateele-stelling aan te vragen, welke door het alkmaarsche gerecht 3 Febr. 1789 met benoeming van 3 bewindhebbers uitgesproken werd. Deze curatoren, commissarissen van het Hof, gemachtigden van Gecomm. Raden en de verwanten van Nassau-Woudenberg, bedacht hem voor straf, zijn geslacht voor oneer en den lande voor geldelijke schade te bewaren, werden het eens over eene door de familie voorgestelde transactie tot dadelijke betaling van een gedeelte der schuld en latere aanzuivering van het resteerende, mits geene crimineele vervolging werd ingesteld, en de Staten van Holland machtigden 11 Dec. Gecomm.

Raden de zaak op die wijze te regelen, hetgeen 26 Jan. en 12 Mei 1790 plaats had. De procureurgeneraal trachtte vruchteloos eene vervolging in te stellen, in 1794 was al het verschuldigde voldaan. Ter verontschuldiging van N.W., die kwistig met geld omging en de ‘gekke Nassau’ genoemd werd, strekke, dat zoowel zijn moeder als zijn broeder krankzinnig stierven. Zijn vader, die 5 a 600,000 gulden naliet, had daarom zeker bij zijn testament van 30 Mei 1759 bepaald, dat zijne nalatenschap aan zijne kleinkinderen vervallen moest en zijne 3 kinderen alleen het vruchtgebruik zouden mogen genieten.

N.W. huwde in Mei 1756 te Hoorn Hester, dochter van Nanning van ForeestenJacoba de Vriese (te Bergen begraven 10 Juni 1785), die hem eenedochterschonk, Adria na Petronella, gedoopt te Alkmaar 22 Febr. 1757, begr. te Bergen 9 April 1789, in Mei 1777 aldaar gehuwd met Joachim Ernst baronMulert tot de Leemcule (1750-1828), van tafel en bed gescheiden in 1788, nadat vier zoons, waarvan een reeds jong overleed, uit het huwelijk geboren waren.

De ridderhofstad Woudenberg werd in 1791 door curatoren voor ƒ 5250 verkocht aan jhr. Jan Anthonie Taets v. Amerongen.

Het Stedelijk Museum te Alkmaar bezit een geteekend portret van N.W. doorC.J. Kamphuizen 1788, geschilderde portretten van hem, zijne vrouw en dochter door T.P.C. Haag 1765 en van de dochter en haar echtgenoot door J.P. van Horstok 1774 en 1770.

Zie: Bruinvis, HetPatriotisme teAlkmaar38, 47, 56, 104, 110, 136, 140, 141; v. Reenen-Völter, De heerlijkheid Bergen in woord en beeld 53.

Bruinvis

< >