MOERKERKEN (Pieter Hendrik van), 17 Febr. 1839 te Deventer geb., waar zijn vader een kostschool had, en 25 Apr. 1901 te Utrecht overl. Na de lagere school te hebben afgeloopen, bezocht hij het gymnasium en vervolgens het athenaeum zijner geboorteplaats, met het doel predikant te worden.
Door den onverwachten dood zijns vaders in 1859 moest hij echter van plan veranderen en bekwaamde zich nu voor 't lager onderwijs. Achtereenvolgens werd hij hulponderwijzer te Deventer en Rijswijk (aan de kostschool van le Conte), studeerde ijverig en behaalde verschillende akten van bekwaamheid. In 1861 werd v.M. tot leeraar aan 't gymnasium te Leeuwarden benoemd, welke betrekking hij vier jaar later verwisselde voor eene aan de hoogere burgerschool te Gouda, waar hij in 't huwelijk trad met Johanna Wilhelmina Boon. In 1872 werd hij benoemd tot leeraar aan de R.H.B. en aan 't gymnasium te Middelburg en in 1882 tot leeraar aan de R.H.B. te Utrecht. Zijn lust voorstudie nooit verloochenende bleef M., ook bij de drukste ambtsbezigheden, zich voortdurend aan de beoefening van taal en letteren wijden. Reeds in 1861 gaf hij een studie over Goethe en Byron uit, die zeer gunstig werd ontvangen.
Daarop liet hij in 1865 volgen zijn Nathan der Weise van Lessing enZimmerman's Engelsche spraakkunst (6de dr. 1887). In 1867 gaf hij een Redekunst uit, geschoeid op de leest der oudere werken over rhetorica, met het doel om zijn leerlingen hun gedachten behoorlijk te leeren uitdrukken en te rangschikken; als voorbeelden ter oefening voegde hij daaraan een reeks van Schetsen en onderwerpen vooropstellen toe. Drie jaar later verschenen zijn Meesterstukken uit Vondels werken, met een levensschets van den dichter, in 1885 opnieuw uitgegeven onder den titel: Keuruit Vondels lyrische en dramatische poezie, een werk dat nog altijd hoog staat aangeschreven. Dat v.M. zich ook met Goethe bleef bezighouden, blijkt uit zijn vertaling van Lewes' bekende levensbeschrijving van dien dichter, waarvan echter alleen de eerste aflevering het licht zag: Goethe's leven van G.F. Lewes, vertaald door P.H. van Moerkerken (1873). Een lijst van zijn verdere werken laten wij hier volgen: Collier's History ofEnglish literature abridged (1874; 4de dr. 1886); Inleiding tot de Nederlandsche dichtkunst (1877; 6de dr. 1901); Engelsch leesboek.
Proza en poezie (1877; 2de dr. 1884); Biographical outlines ofEnglish literature (1882); Hooft en Huygens. Keur uit beider werken (1886); Over verbinding van volzinnen in het Gotisch (1888), een werk, door de Kon. Vlaamsche Academie van België met goud bekroond. Verder zijn Nederlandsch leesboek (1890; 3de dr. 1895) en HetNederlandsch kluchtspelin de 17de eeuw(2 dln. 1898). Ook beantwoordde v.M. een in 1893 door het Prov. Utrechtsch Genootschap uitgeschreven prijsvraag: Over den invloed der treurspelen, die op naam van Seneca gaan op het Nederlandsch tooneel, inzonderheid op dat der 17de eeuw, welk antwoord met een loffelijk getuigschrift werd vereerd. Eindelijk schreef v.M. tal van opstellen in Taalen Letteren, in Noord enZuid, in DeAmsterdammer, Weekblad voor Nederland enz.
Zie: Levensber. Letterk. 1903, 1.
Zuidema