NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Mesch, anthony hendrik van der boon

betekenis & definitie

MESCH (Anthony Hendrik van der Boon), geb. 15 April 1804 te Delft, overl. 12 Aug. 1874 te Leiden, broeder van den voorg.

Na te Delft de latijnsche school te hebben bezocht en reeds de chemie te hebben beoefend onder leiding van van Eyken, apotheker van het Gasthuis aldaar, studeerde hij van Sept. 1821 af te Leiden. In 1822, 1823 en 1825 werden zijn antwoorden op prijsvragen met de gouden medaille bekroond, n.l. de Fermentatione vinosa (Gent), de Censu et censoribus (Gent) en de Humo (Leiden). In 1826 promoveerde hij tot doctor in de wis- en natuurkundige wetenschappen op een dissertatie de Montibus igne ardentibus Insulae Javae eorundemque lapidibus (later vertaald in het Duitsch). 28 Juli van datjaar reeds werd hij benoemd tot lector bij de faculteit der wis- en natuurk. wetensch., om onderwijs te geven in de scheikunde in het Industrie Collegie (niet Indisch Collegie, zooals zijn levensbeschrijver A. Vrolik mededeelt) en in de Industrieschool, welke betrekking hij 16 December aanvaardde met een rede de Chemiae materie, ratione et usu. 6 Jan. 1829 volgde zijn benoeming tot buitengewoon hoogleeraar (9 Mei sprak hij zijn intreerede de Chymiae artibus conjunctae fine et officio uit), terwijl hij in 1836 bevorderd werd tot gewoon hoogleeraar. Hij doceerde oorspronkelijk technische chemie en medische en

pharmaceutische chemie, later gaf hij in hoofdzaak colleges over anorganische en organische chemie; verder physiologische chemie en na Wttewaal's overlijden (1840) ook landhuishoudkunde. Van 1844 af nam hij de chemie geheel van Reinwardt over.

In 1843 lid geworden van het Kon. Ned. Inst. v. Wetensch., verrichtte hij als lid van verschillende commissies onderzoekingen o.a. over de ondeugdzaamheid en spoedige vergankelijkheid van papier en over de oorzaken der zelfontbranding van stoffen in schepen. Van de Nederl. Maatsch. ter bevordering v. nijverh. was hij 9 malen directeur en 3 malen voorzitter.

In 1833 stichtte hij in vereeniging met G. Wttewaal, F. van Catz Smallenburg en G.J. Verdam het Tijdschrift van genoemde maatschappij. Tot 1874 was hij redacteur ervan. Ook bekleedde hij 4 malen de functie van lid van het hoofdbestuur der Holl. Maatsch. v. landbouw. In 1859 kwam het volgens zijn plannen gebouwde nieuwe chemisch universiteitslaboratorium te Leiden tot stand, dat 20 Oct. werd ingewijd.

Zijn portret is o.a. door D.J. Sluyter gegraveerd en door J.P. Berghaus op steen geteekend.

Zie: F.W. van Eeden in Tijdschr. v. Nijverh. 1874,370; A. Vrolik in Levensber. Letterk. 1876, 3 (alwaar ook een lijst zijner geschriften is opgenomen) en W.P. Jorissen, Het Chem. Lab. der Univ. te Leiden (1909) waarin men o.a. zijn portret aantreft.

Jorissen

< >