NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Mensinck, theodorus

betekenis & definitie

MENSINCK (Theodorus), Dirk Mensingh, geb. te Deventer omstr. 1635, overl. aldaar 26 Juni 1694; volbracht de humaniora te Emmerik, werd in 1655 opgenomen in het Hollandsch College te Keulen, volgde daar de lessen in de philosophie bij magister Werner Francken in het gymnasium Laurentianum. Na te zijn bevorderd tot liberarum artium mag. et phil. doctor ontving hij in 1659 de H.

Priesterwijding, deed aldaar zijn eerste H. Mis onder president Henricus Patricius in het hollandsch college van S. Bonifacius en Willebr. In 't voorjaar van 1660 kwam hij te Glaan om als kapelaan de zielzorg waar te nemen voor de twentsche katholieken der grensplaatsen en volgde van daar Hendrik Hempsing op als pastoor van Oldenzaal. Hij werd in Jan. 1662 medehelper van Volquerus Herkinga onder den Bogen te Zwolle. Gedurende dezen tijd was hij belast met de zielzorg voor de bewoners van Dalfsen en Broekhuizen, bleef resideeren te Zwolle, waar men hem als pastoor hoopte te krijgen, doch 6 Juli 1674 werd M. benoemd tot pastoor van Buiten-Cathrijne te Utrecht, waarmede de buitengemeenten Jutfaas en Ouden-Rijn waren verbonden. Hij hield verblijf ter pastorie Buiten-Cathrijne poort, doch tijdens pastoreele werkzaamheden te Jutfaas op het huis Vronestein aldaar, welks bewoner (Jhr. Adriaan de Camonts gehuwd met Christina van Itersum) een huiskapel bezat en gebruikte ten dienste der katholieken. In April 1665 wilde hij zich vestigen op het huis Rijnestein, wat door den kerkeraad verhinderd werd bij de Staten. Later op 7 Nov. 1677 werd hij overvallen op Rijnestein. Van 1678-1680 wordt geen spoor van zijn aanwezigheid te Jutfaas gevonden. In 1685 bouwde hij een kerkhuis te Jutfaas, maar bleef te Utrecht wonen tot 1689, wanneer hij zich voor goed te Jutfaas vestigde. Op 17 Mrt. 1689 klaagde hij aan den provinciaal der Jezuiëten, dat anderen in zijn gemeente de H. Sacramenten toedienen. Hij vertrok om gezondheidsredenen naar Deventer, waar hij overleed.

Hij schreef: Lingua Seraphica etc (Col. 1678 4 vol.) (vermeld bij Lindeborn Hist. Ep. Dav. 66); Novi Testament Sacerdotium studio ven. patris .... Joan nis Hostii etc. (Colon. 1681); Novi Testament Sacerdotium zelo ven. Patris et eximii MagistriJ oannis Mensingii etc. (Colon. 1681) (beide vermeld bij Harzheim, Bibl. Colon. 305); De twaalf profeteerende tongen.

Het Oprechte Roomsch-catholyk Mondtstopperken (Amst. 1682) (vermeld bij Lindeborn, Hist. Ep. Dav. 66); Divinum profluvium orationum et aspirationum ex operibus Joannis Bona (Colon. 1686); Tractatus insignis contrapluralitatem confessorum in regimine Sororum (Col. Agrip. 1687) vermeld bij Paquot, Memoires III, 284.

Zie: Arch. Aartsb. UtrechtXXIII, 370.

Rientjes

< >