NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Mast, antonius

betekenis & definitie

MAST (Antonius), zoon van Hubertus, 1482 wonend te Mechelen, pronotarius apostolicus sinds einde 1483 of begin 1484, alsdan reeds kanunnik van O.L.V. te Antwerpen, kapelaan aan het pauselijk hof, magister in artibus familiaris, licentiatus in het recht, was pastoor in Vlissingen der beide kerken, Oud- en Nieuw-Vlissingen. 8 Mei 1479 wordt aan Ant. Mast, clericus van het bisdom Kamerijk, uitstel verleend der betaling der annaten, verschuldigd voor zijn benoeming tot het pastoraat te Vlissingen en voor een kanunnikdij te Hougaarde (Luik). 8 Oct. 1479 benoemt hij zijne gemachtigden om zijn rechten op de cure der kerk van Vlissingen te verdedigen en stelt 24 Mei 1481 voor 6 jaar een plaatsvervanger aan in zijne kerken aldaar.

< >