NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Marolois, samuel

betekenis & definitie

MAROLOIS (Samuel), of Marlois, geb. (in de noordelijke Nederlanden) omstr. 1572, gest. te 's Gravenhage vóór 1627, zoon van den voorgaande, kon, ondanks het verlies van diens goederen, nog op zijn kosten onderricht ontvangen in de wiskunde. Daar hij 30 Juni 1606 voorkomt als getuige in een akte, verleden voor den haagschen notaris L.

Ketting, zal dit ongeveer tevens het tijdstip zijn van M.'s werkzaamheid in die stad, waar hij werd geraadpleegd door, of onderwijs gaf aan particulieren in zaken van wiskundigen of technischen aard, ‘gecomen sijnde tot de volcomen kennisse derselver’. Getrouwd met Hester le Maire, waardoor hij de zwager werd van de amsterdamsche kooplieden Thomas le Maire en Pieter le Fevre, verkreeg hij met dezen 8 Febr. 1611 van de Staten-Generaal een zevenjarig octrooi voor zeker soort van rosmolen, ‘daermede men bequamelijck sonder tijtverlies ende met seer cleyne costen ende moyten voortane bij den viere gesmolten, gehert, geweeckt, schoongemaeckt, gerafineert, toegemaeckt ende gefatsonneert’ zou kunnen maken allerlei harde en weeke metalen en in het bizonder ‘dat men met 't selve molenwerck smeden kan het blatcoper, brickoper ende seugen, om die aan voorts tot brouwketels ende verveketels van excessive grote te gebruycken, waartoe van noode is een extraordinaris cracht, gedaen met een hamer van vierhondert ponts gewicht, twelck men tot noch toe nyet tewege heeft kunnen gebrengen dan door water- ofte wintmolens’. 24 Mrt. 1611 kocht hij te 's Gravenhage een huis in de Papestraat. Toen na den dood van Ludolf van Ceulen (31 Dec. 1610) de leerstoel in de wiskunde aan de leidsche ingenieursschool vacant was geworden, richtte hij in Jan. 1612 rekwesten tot Gecommitteerde Raden van Holland en den Prins om, mede op grond van zijns vaders verdiensten, benoemd te mogen worden, terwijl hij ook met Stevin (‘hun de mathe-

matische conste ten besten verstaende’) door de Staten-Generaal werd geraadpleegd over de vinding der lengten op zee door Jan Hendrickz Jarichs van der Leij, waaromtrent zij 29 Mei 1612 een voor dezen gunstig rapport uitbrachten. Intusschen geraakte van Schooten aan de school werkzaam en ook eene latere aanbeveling dd. 7 Febr. 1614 van Maurits voor ‘Samuel Marlo, die wij in de voorsz. conste niet alleen bequaem ende welervaren achten, nemaer oock de ghemeene fame daaraff voert’ had geen succes, althans werd in 1615 van Schooten voor vast aangesteld.

VanM.warenwellichtfamiliedeHans le Maire,diemetJacob de Swart, custodiemaker van sijne Excellentie, beiden burgers van den Haag, 16 Dec. 1613 octrooi aan de Staten-Generaal vroeg voor behangsels e.d. met op leder, satijn enz. gedrukte kleuren en Henry le Maire, die zulks 6 Aug. 1615 als burger van den Haag deed met Thomas PacqueenIsaac Borger om steenkolenrook binnenshuis te doen blijven. M. werkte o.a. den tekst uit van het plaatwerk over de perspectief van Vredeman de Vries; ‘l'ouvrage de M.’ wordt daarvan gezegd, ‘est très remarquable, fait par un bon geomètre et contient presques toutes les méthodes connues’(Poudra, Hist. de la perspective (Paris 1864) 235-42). Zelfvervaardigde hij een Geometrie contenantla theorie etpractique d'icelle nécessaire a la fortification, vermoedelijk reeds verschenen in 1613 (Buil. di bibl. e di storia delle scienze mat. e fis. III (1870) 357) en een Fortification ou architecture militaire tant offensive que deffensive (Hag. Com. 1615), te zamen verschenen als Opera mathematica ou Oeuvres mathématiques, traictans de geometrie, perspective, architecture et fortification, ausquels sont aioints les fondements de la perspective et architecture de I. Vredeman Vriese, augmentée et corrigée en divers endroicts (Hag.-Com. 1614; Amst. 1617) (met opdracht aan de Staten, van wie hij 8 Mei 1616eenevereering ontving).

Misschien alleen met vervanging van het minder fraaie titelblad heeft men daarvan ook een uitgave Amst. 1617, terwijl er hetzelfde jaar te Oppenheim eene verscheen ‘deutsch und lateinisch beschrieben von Abr. de la Faye’. Bij den Raad van State legde M. 26 Apr. 1618 den eed af als controlleur van de artillerie, de rechterhand van den meester-generaal (Kuypers, Gesch. derned. artill. II (Nijm. 1871) 186-87, 212, 15, 52). Met 29 andere contra-remonstranten, die bij den predikant Sanisson in het ambassadegebouw ter kerk gingen, onderteekende M. het rekwest aan de delftsche Synode (12-18 Sept. 1618) om een grooter gebouw en werd 7 Oct. 1618 ouderling bij die nieuwe waalsche gemeente. Zooals van der Leij indertijd zelf had verzocht, werden M. en Stevin 18 Dec. 1618 nog eens in die zaak als rapporteur gehoord en brachten zij met Snelhus en Dou 5 Jan. 1619 aan de Staten een uitvoerig verslag uit - het laatste, wat van M. gehoord wordt. Zijne werken zijn herhaaldelijk uitgegeven: de Fortificatie door Frans van Schooten (Amst. 1626), de Geometrie verbeterd door den ingenieur Theod.

Verbeeck (Amst. 1628), te zamen als Oeuvres math. de Sam. M., traictans de la geometrie et fortification etc. (Amst. 1628, herdr. ald. 1633) en bijna tegelijkertijd, met de ongewijzigde perspectief, eene uitgave ‘corrigée et la pluspart du discours changé et redigé en meilleur état’ door Girard (kol. 477) (Amst. 1627-28), waarnaar een hollandsche vertaling der drie stukken (soms met franschen titel) door Ez. de Decker en W.D. (Amst. 1628, 30, 38,

62). Ook heeft men een duitsche (waarin ‘des weit berühmten mathematici und ingenieurs S.M. geometrische praktik) (Amst. 1629, herdr. 1639) en een latijnsche, zoowel van de perspectief (Sam. M. mathematicorum sui seculi facile principis opticae sive perspectivae etc.) als de geometrie en fortificatie (Artis muniendi etc.) (Amst. 1633, herdr. ald. 1644). Een zoon van M. was Pieter M., gedoopt in de fransche kerk te 's Gravenhage omstr. 1613, wiens vermoedelijke vrouw Elizabeth Allaert in Oct. 1635 van Norwich naar Londen verhuisde, waar hij blijkens akte van 31 Oct. 1643 van den haagschen notaris G. van Warmenhuysen, koopman was, 1643-52 kinderen liet doopen, en in 1649 als diaken der nederd. herv Gem. voorkomt; daar vestigde zich in 1638 uit Norwich ook een vermoedelijke zuster Johanna Marolois (Moens, The marriages etc. reg. of the dutch ref church London (Lymington 1884) 48, 70, 120, 212; Hessels, Reg. ofattestations etc. (Lond.-Amst. 1892) 40,43).

Zie: Dodt, ArchiefV (1845) 236, 261; VI (1846) 367, 372, 381,82; VII (1848) 49, 50-52, 55, 61; NavorscherXXVIII (1878) 12 en XXIX (1879) 272; Buil. dibibl. etc. III (1870) 354-58, 365; Bierensde Haan, Bibliogr. néerl. (Rome 1883) 181-82; dez. BouwstoffenXXI (1883) 17, 54, 55; XXII (Amst. 1883) 2, 3, 5 en de bronnen aangehaald bij 't vorige artikel. de Waard

< >