NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Lipkens, antoine

betekenis & definitie

LIPKENS (Antoine), geb. te Maastricht in 1782, overl. te Warmond 15 Dec. 1847, was de zoon van een lakenhandelaar. In zijne geboorteplaats was een athenaeum, waar hij goed onderwijs ontving, en waar hij voor dat aan de école polytechnique te Parijs werd voorbereid.

Hij had door een misverstand het gevorderde examen, dat te Gent gehouden werd, niet kunnen doen en werd daardoor buitengewoon leerling; het kostte hem veel moeite, hiertoe van de autoriteiten vergunning te bekomen. Hierdoor kon hij ook niet de door hem gewenschte carrière van ingenieur of officier volgen. Maar hij werd reeds in 1802 naar Montbrison gezonden als leeraar aan eene inrichting, bestemd tot het vormen van landmeters met het oog op de toepassing van het kadaster, tot de invoering van welke bij uitstek nuttige instelling de minister van financiën M.M.C. Gaudin, de latere hertog van Gaëta, den eersten consul had weten te bewegen, en die op het voorbeeld van Frankrijk later door alle beschaafde staten is ingevoerd.

In het volgende jaar werd hij ingenieur-hoofdlandmeter van het departement der Loire. In den tijd van het keizerrijk werd hij verplaatst naar Bourges en vervolgens naar Foix. In laatstgenoemd stadje werd hij bij het binnendringen der vereenigde engelsch-spaansche legers door generaal Lafitte in dienst gesteld als hulpofficier der genie, en bewees hij als zoodanig schitterende diensten, door op de steile rots, die Foix beheerscht, de noodige kanonnen te doen hijschen en haar in behoorlijken staat van verdediging te brengen.

Bij de herwinning onzer onafhankelijkheid werd Lipkens hoofd van de brigade, die de grens tusschen de Nederlanden en Frankrijk had uit te bakenen, en vervolgens ingenieur-verificateur van het kadaster te Luxemburg. De wijze, waarop hij jonge lieden in korten tijd van de landmeetkunde op de hoogte wist te brengen, vestigde op hem de aandacht van curatoren van het athenaeum te Luxemburg, en hij werd, hoewel protestant, aan deze roomsch-katholieke inrichting leeraar in de natuurkunde.

Hij vond te Luxemburg het spiegelkruis uit, dat een zeer gemakkelijk instrument is om zich in eene lijn tusschen twee punten te plaatsen, om zich in een punt, van waar uit twee andere punten onder eenige bepaalde hoeken gezien worden, te plaatsen, en om loodlijnen uit te zetten. Het is, daar het geen vaste opstelling noodig heeft, en in den zak medegenomen kan worden, veel gemakkelijker dan de veel gebruikte équerre.

Toen in 1826 de werkzaamheden tot het tot stand brengen van het kadaster in de provincie Luxemburg ongeveer gereed waren, werd hij bij Koninklijk Besluit van 8 Dec. van dat jaar benoemd tot hoofdingenieur van het kadaster voor het geheele koninkrijk, terwijl hij tevens aan het ministerie van binnenlandsche zaken te Brussel verbonden werd als raad-adviseurvoor de octrooien. Hier was hij bijzonder op zijne plaats; hij verkreeg langzamerhand eene groote geschiktheid in het beoordeelen van uitvindingen, in het nagaan, of met een uitvindingsoctrooi niet een ander benadeeld werd. Hij werd in het goed waarnemen dezer betrekking ondersteund door zijne uitgebreide kennis der werktuigkunde en door zijn zeldzaam groot geheugen.

Toen in 1830 eene tentoonstelling te Brussel georganiseerd zoude worden, werd Lipkens lid der jury, die hem tot haren algemeenen rapporteur benoemde; door den opstand had deze tentoonstelling evenwel geen voortgang. Om dezelfde reden kwam het niet tot de uitvoering van een ontwerp, dat hij den koning had aangeboden, tot oprichting van eene school van kunsten en wetenschappen (‘Arts et métiers’), van welke hij tot directeur benoemd was.

In Oct. 1830 week hij, die zeer aan het koninklijk huis gehecht was, naar de noordelijke Nederlanden, en zette zich neder te 's Gravenhage, waar het bureau der octrooien gevestigd werd. Het is aan dit bureau en gedeeltelijk aan Lipkens zelf, dat de Technische Hoogeschool hare op technisch

gebied uit de eerste helft der 19e eeuw zeer uitgebreide bibliotheek te danken heeft.

Tijdens den Tiendaagschen Veldtocht werd in zeer korten tijd onder zijne orders een telegraaf tusschen 's Gravenhage, 's Hertogenbosch en Breda ingericht.

Intusschen was zijne betrekking van raadadviseur bij het ministerie van financiën (hij had in de noordelijke Nederlanden geene bemoeiing met het kadaster) beneden zijne talenten en zijn vroegeren rang. Toch sloeg hij een aanbod, hem door koning Leopold gedaan, om de school, die in 1832 opgericht zoude worden, te Brussel te komen dirigeeren, af.

Kort nadat hij in opdracht van het rijk een standaardmeter uit Parijs naar Delft had overgebracht, werd hij, bij zijn boven opgenoemde betrekkingen, benoemd tot hoofdinspecteur der maten en gewichten.

In dezen tijd valt ook eene uitzending naar Engeland om kennis te nemen van de onderzeesche torpedie. Hij slaagde er in, een middel te vinden om zich met een duikerschip op willekeurige diepte onder water te begeven, eenige uren aldaar te leven, zich voort te bewegen in alle gewenschte richtingen en de vijandelijke schepen aan te vallen en te vernielen. Een model daarvan was in 1851 aan de academie te Delft, maar is daar reeds sedert jaren niet meer; het geheim van den onderzeeschen brander vertrouwde hij alleen toe aan prins Frederik en aan zijn vriend Uylenbroek. Het is waarschijnlijk nimmer openbaar gemaakt.

In Maart 1840 werd hij in eene commissie benoemd om na te gaan, of stoombemaling bij droogmaking van het Haarlemmermeer de voorkeur boven windbemaling verdiende. Deze commissie beantwoordde in hetzelfde jaar deze vraag bevestigend, en bij K.B. van 27 Oct. 1840 werd Lipkens lid der commissie van toezicht en beheer van deze droogmaking. Hij mocht het einde harer werkzaamheden niet beleven. Zeer merkwaardig zijn bij de stoomgemalen van het Haarlemmermeer de kleppen met kettingen van zijne vinding, waarmede bereikt is, dat wanneer groote voorwerpen, die somtijds mede opgebracht werden, zich vastzetten, de hierdoor bij eene andere inrichting veroorzaakte schokken vermeden worden.

Op 18 Aug. 1841 werd hij benoemd tot staatsraad in buitengewonen dienst.

Het was vooral op zijn aandringen, dat koning Willem II besloot tot oprichting van de delftsche academie, een andere vorm van de school, die in 1830 te Brussel opgericht zou zijn. Lipkens werd door Z.M. tot directeur daarvan benoemd, hij nam met het oog daarop, dat hij zich niet meer zoo sterk als vroeger voelde, deze betrekking aan onder voorwaarde, dat hij haar na 4 jaren zoude mogen nederleggen. Behalve voor de opleiding van ingenieurs was deze inrichting ook bestemd voor die van de oost-indische ambtenaren. Hij heeft met zeer grooten ijver alle daarbij voorkomende moeilijkheden, niet het minst de geldelijke, overwonnen.

De academie werd 4 Jan. 1843 geopend. Met 1 Sept. 1845 werd hem wegens den minder goeden staat zijner gezondheid Dr. G. Simons als adjunct-directeur toegevoegd. Met 1 Sept. 1846 bekwam hij, wegens gezondheidsredenen, zijn ontslag, en zette hij zich neder te Warmond, waar hij slechts ruim een jaar van zijne rust mocht genieten.

Kort voor zijn ontslag vervaardigde hij eene rekenmachine, waarmede optelling, aftrekking en vermenigvuldiging verricht konden worden. Hij kon geen goede wijze van bewerking der deeling

met deze machine vinden, en vernietigde haar om die reden.

Hij werd in 1827 correspondent en in 1836 lid van het Kon. Ned. Inst.; in 1846 werd hij op zijn verzoek rustend lid. Verder werd hij in 1837 lid van het Bataafsch Genootschap.

Lipkens was ongehuwd. Eene goede doch eenigszins opgeschroefde anonyme levensschets van hem in de fransche taal werd in 1848 uitgegeven bij Leopold Loebenberg te 's Gravenhage. Eene levensschets met portret in den Delftschen studenten-Almanak voor 1851 is voornamelijk hieraan ontleend, maar behelst bovendien eenige bijzonderheden over zijne laatste levensjaren.

Een andere levensschets, in het fransch, in 1890 door het maastrichtsche blad Courrier de la Meuse uitgegeven, is geheel naar de eerstgenoemde gevolgd.

C.W. Mieling en G.F. Eilbracht hebben zijn portret op steen geteekend, de laatste naar een schilderij van W.H. Schmidt.

Ramaer

< >