LEER (Maria), geb. te Edam 20 Juni 1788, overl. te Leiden 3 Juli 1866. Op achtjarigen leeftijd werd zij wees, en werd tot 1808 opgevoed in het
‘Arme-Weeshuis’ van Edam. Na een veelbewogen leven maakte zij kennis met Stoffel Muller (zie art.) in 1817, huwde met hem, en nam als zoodanig een groot aandeel in de leiding derz.g. ‘Zwijndrechtsche Nieuwlichters’.
Na den dood van Stoffel Muller bleef zij nog eenigen tijd de leiding der zwijndrechtsche afdeeling behouden, maar bracht door haar propaganda van de vrije liefde scheuring in de broederschap, die dan ook op 6 Maart 1843 werd ontbonden.
M.L. vestigde zich later op het Bethlehem-hofje te Leiden, en sloot zich aan bij de opkomende moderne richting.
Zij schreef nog een artikel in het tijdschrift de DageraadXVI (1853) 83; Hoe komt men tot de waarheid? en stelde het verhaal van hare lotgevallen op schrift. Deze mémoires zijn, vrij bewerkt, uitgegeven onder den titel: DeZwijndrechtsche Nieuwlichters (1816-1832) volgens de gedenkschriften van Maria Leer door D.N. Anagrapheus (Amst. 1892).
Zie: G.P. Marang, De Zwijndrechtsche Nieuwlichters (Dordr. 1909).
Marang