NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Knoop, johann hermann

betekenis & definitie

KNOOP (Johann Hermann), geb. omstreeks 1700 bij Cassel, waar zijn vader den vorstelijken lusttuin Freienhagen aan de Fulda bestuurde, werd door Maria Louisa van Hessen-Cassel, Prinses-Wed. van Oranje, tot hovenier van hare buitenplaats Mariënburg bij Leeuwarden aangesteld. In deze betrekking bracht hij op 13 Dec. 1742 de eerste aardappelen op de tafel dezer vorstin. Hoewel zeer bekwaam in zijn vak, werd hij na 18-jarigen diensttijd, wegens drankmisbruik, ontslagen. Om in zijn levensonderhoud te voorzien gaf hij daarna les in de wiskunde en schreef een aantal werken op allerlei gebied, vnl. over tuinkunst en arithmetica. Doch, zijne groote bekwaamheden konden niet verhinderen, dat hij, aan den drank verslaafd, tot nijpende armoede verviel en eindelijk in het diaconiehuis werd opgenomen.

Nog in functie zijnde, hield hij zich reeds met wetenschappelijke studiën bezig, zooals blijkt uit een handschrift, aanwezig in de stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden, gedateerd 20 Februari 1739 en getiteld: Uytrekening van een groote Soneclips, dewelke sal voorvallen in hetjaar 1748 den 25en Julijetc., gevolgd door een Uytrekening van de Maan-eclips op 13 Januarij 1740, - en uit de in 1744 uitgegeven bewerking van Joh. Morgenster's Werkdadige Meetkonst, dat hij voor de helft vermeerderde en van 30 afbeeldingen voorzag. In 1750 hield hij zich te Bakkeveen onledig met het maken van zonnewijzers toen hij Jouke Eduard van Burmania ‘in de navigatie instrueerde’. Na 1752 volgen zijne werken elkaar snel op. Eerst verschijnt: De beknopte huishoudelijke Hovenier, of verhandeling en lijsten der ooft-vruchten, van de plantagie-gewassen, van dekeuken-gewassen, veldt-vrugten enz. (Leeuw. 1752) dat door een tweede deel: de Bloemtuin, met eene aanleyding tot de cultuur der gewassen, alsmede een maandelijkse aanwjsing der tuinbesigheden, (Leeuw.

1760) en een derde deel: de Medicinale Planten, (Harl. 1762), wordt gevolgd. Intusschen gaf hij uit de: Beschouwende en werkdadige Hovenier-konst of inleiding tot de waare oefening der planten, dienende sowel voor de veldt-als tuin-oeffenaars (Leeuw. 1753); zijn Jongmans-onderwijzerleerende.... de arithmetica, het boekhouden, de architecture, de astronomie etc. (Leeuw. 1756-59) 2 dln; den Pylaar deralgemeene mathesis ofarithmetica (Leeuw. 1758), een SleutelderLatijnsche konstwoorden, welke in de botanye, pharmacye en medicyne 't meest gebruikt worden (Leeuw. 1758), het Vermaaklijk wapenkundig-geographisch-historisch spel (Leeuw. 1758), het Onderwijs om couranten te lezen (Leeuw. 1758), eene Konstmatige verhandeling van de sphaerische ofklootse sonnewijzers (Leeuw.
1761) , een Tegenwoordige staatofhistorische beschrijving van Friesland (Leeuw. 1763), buiten zijne meest bekende werken: Pomologia, datis beschrijvingen en afbeeldingen van de beste soorten appels en peeren, welke in Neder- en Hoogduitsland, Frankrijk, Engelland en elders geagtzijn en tot dien einde gecultiveert worden. Beschreven, naar het leven geteikend en met de natuurlijke coleuren afgezet (Leeuw. 1758), - Fructologia, ofbeschrijving der vrugtboomen en vrugten, die men in de hoven plant en onderhoud (Leeuw. 1763), - Dendrologia, ofbeschrijving der plantagie-gewassen, die men in tuinen cultiveert, (Leeuw. 1763), - Beschrijving van de moes- en keukentuin, (Leeuw. 1769). De Pomologia, Fructologia en Dendrologia waren zoo gezocht, dat er tweemaal een herdruk van verscheen, n.l. te Leeuwarden, in 1770 en te Amst. in 1790.

Ook een ander zijner werken, de Nieuwe historische Beschrijving van den geheelen Aardkloot. (Leeuw. c. 1765), werd na zijn dood opnieuw uitgegeven (Amsterdam, 1785).

Voorts deed hij zich nog als teekenaar kennen: van zijne hand is o.a. een plattegrond van Leeuwarden, omstreeks 1760 in kleuren geteekend.

Zie: de voorrede van zijne Hovenier-konst; Fructologia, 40; Dendrologia, 35; W. Eekhoff, Catalogus van de Sted. Bibl. van Leeuwarden, 85 en 120-122; Cat van de Sled. Kunstverzameling, 147;Scheltema, Geschied- en letterk. Mengelwerk IV, St. II, 269 en 270; Friesche Volksalmanak 1839, 33 en eenige aanteekeningen in het archief van Leeuwarden.

Visscher

< >