KLUIT (Hendrik Provó), zoon van den volg., was een verdienstelijk rechtsgeleerde, geb. te Utrecht 9 Sept. 1803 en overl. 27 Oct. 1860 te Amsterdam. Hij studeerde aan hetAthenaeum Illustre van laatstgenoemde stad en promoveerde 19 Dec. 1829 op een diss. de Deditione profugorum.
Na zijn promotie vestigde hij zich als advocaat te A'dam en werd hier in 1840 tot directeur van politie benoemd, een betrekking die hij 10 jaar lang met veel lof heeft bekleed. Hij bracht orde in den vrijwel verwaarloosden dienst, legde verschillende registers aan en zorgde dat in 1844 de stad in zes secties, ieder met een commissaris aan 't hoofd, verdeeld werd. In 1848 was het vooral door zijn krachtig optreden, dat de oproerige bewegingen in de hoofdstad direct bij hun aanvang werden bedwongen. Treffende blijken van persoonlijken moed legde hij hierbij aan den dag. Man van orde, werkzaam van aard en begaafd zoowel met buitengewone wilskracht als met een scherp en helder oordeel, was Provó Kluit juist de geschikte persoon om destijds als hoofd der politie op te treden. In 1849 verscheen van zijne hand een artikel in de Nederl. jaarboeken voorregtsgeerdheid en wetgeving, getiteld: De
onschendbaarheid van woning en hare betrekking tot het Wetboek van Strafvordering, zoomede afzonderlijk een geschrift: De hervorming der politie in Nederland (1849). Kort daarna zag zijn brochure het licht: De zelfstandigheid der politie verdedigd (1850). In 1852 zag hij zich benoemd tot voorzitter der commissie, ingesteld om den minister Nedermeyer van Rosenthal in te lichten omtrent een behoorlijke regeling der rijkspolitie.
Daar het zich tegen 't eind van 1850 liet aanzien, dat de betrekking van directeur van politie zou worden opgeheven, stelde Mr. Provó Kluit zich beschikbaar voor het lidmaatschap der Tweede Kamer Stat.-Gen.; hij werd als zoodanig door het kiesdistrict Amsterdam benoemd en bekleedde die betrekking nagenoeg driejaar, n.l. tot Mei 1853. In laatstgenoemd jaar tot burgemeestervan Amsterdam benoemd, als opvolger van van Reenen, zei hij de parlementaire loopbaan toen vaarwel. Zeven maanden later, nog in het zelfde jaar, werd hij tot lid van den Hoogen Raad der Nederlanden benoemd, een betrekking die hij tot zijn dood met veel bekwaamheid en toewijding heeft vervuld.
Mr. H. Provó Kluit was sedert 1839 gehuwd met Alida Christina Assink, die hem vijf kinderen schonk, 3 zoons en 2 dochters.
Zie: Hand. Letterk. 1861, 11.
Zuidema