KLIJNVELD (Hermanus), geb. te Amsterdam 8 Juli 1853, overl. te Bethulie (Oranje Rivier kol.) 21 Juni 1907; genoot zijne opleiding eerst in zijn vaderstad en van zijn negende tot zijn zestiende jaar op een kostschool te Beverwijk, waarna hij op een handelskantoor werd werkzaam gesteld, daar hij in godgeleerde studie, voor welke hij bestemd was, geen lust bleek te hebben. In het eind van Oct. 1859 vertrok hij naar Zuid-Afrika en zette in het begin van Jan. 1860 te Kaapstad voet aan wal.
Daar bleef hij eenige dagen, om vervolgens in het gezelschap van een ‘tochtganger’ naar Colesberg te gaan, waar hij 18 maanden werkzaam was in het kantoor van zijn oudlandgenoot Dirk Sluiter. Op 1 Sept. 1861 vestigde hij zich te Bethulie en huwde in April de dochter van den predikant J.P. Pellissier aldaar. In 1871 werd hij tot lid van den Volksraad
gekozen en reeds in de eerste zitting, die hij bijwoonde, benoemd in de commissie, die het protest tegen de annexatie der diamantvelden zou opstellen, dat, in een aantal vreemde talen vertaald, over Europa moest worden verspreid; wat echter achterwege bleef, toen het bleek, dat aan de annexatie niets te veranderen was en op zijn voorstel besloten werd, om in de willekeurige daad van de Kaap-Kolonie onder protest te berusten. Later zat hij in commissies voor belangrijke zaken als het tolverbond, de spoorwegen, de nauwere vereeniging met de Transvaal, enz. Helder en koel van hoofd, welsprekend, begaafd met een ruime mate van gezond verstand, onafhankelijk van geest, oefende hij een machtigen invloed op den Volksraad. In de eerste dagen van 1896 werd hij door Pres. Steyn, samen met den heer Abr. Fischer, afgevaardigd, om de transvaalsche regeering van advies te dienen in de verwikkelingen, die het gevolg waren van den Jameson-inval.
In de zitting van 1897 vierde hij zijn 25-jarig lidmaatschap van den Volksraad en werd hij door zijn medeleden, als blijk van achting, vereerd met een gouden snuifdoos.
In het jaar 1900 was hij reeds ziekelijk, en niet meer geschikt om een belangrijk aandeel in de handelingen van den Raad te nemen. Toen evenwel moest beslist worden over het wel en wee van den Vrijstaat, door zich geheel solidair te verklaren met de Transvaal, was de wakkere oude man weer op zijn post en bleef daar tot het einde toe.
Zie: deZuid-Afrikaansche Postvan 9 Juli en 18 Juli 1907.
de Savornin Lohman