NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Kessel, walram van

betekenis & definitie

KESSEL, Walram van), heervan Bruke (Grevenbroich), overl. 20 October 1305, zoon van Willem, graaf van Kessel, werd tusschen 3 Juli en 23 October 1265 domproost van Munster, was tevens proost van Beckum en pastoor der parochiekerk van Oostbeveren in Westphalen, welke twee betrekkingen aan de proostdij van Munster verbonden waren, hij verkocht 10 Nov. 1285 zijn aandeel van het goed te Trechtinghausen in het bisdom Mentz, dat hem na den dood zijner ouders toegevallen was, voor dertig Keulsche mark aan de cistercienserabdij Eberbach in genoemd bisdom. 29 September 1295 noemde hij zich erfgenaam van het graafschap Kessel en heer van Bruke; hij deed afstand van de proostdij van Munster en trad in het huwelijk met Catharina, dochter van Dirk Loef van Cleef, met welke hij 8 Februari 1296 te Grevenbroich, een klooster van de Wilhelmietenorde stichtte; in een oorkonde van 28 Juli 1303 wordt hij schoonzoon van Dirk Loef van Cleef genoemd; 18 October 1304 schonk hij aan de abdij St. Pantaleon te Keulen de tiende in zijn gebied van Boisheim bij Bruggen; denzelfden dag hief hij in tegenwoordigheid zijner echtgenoote Catharina een tolplaats in het kerspel van M.

< >