JENNES (Izaak), geb. 1816 te Enschede, gest. 23 Mei 1864 te Utrecht. Hij begon Oct. 1833 voor rekening van de provincie Overijsel zijn studie aan 's rijks veeartsenijschool, alwaar hij 27 Juli 1837 tot veearts 1e klasse werd bevorderd.
Hij werd geplaatst te Kampen, doch ging in Oct. 1841 over naar Zwolle, in welke plaatsen hij zich in een drukke praktijk mocht verheugen. Bij besluit van 19 Febr. 1851 werd hij, met ingang van 1 April d.a.v., tot leeraar aan 's rijks veeartsenijschool benoemd, om onderwijs te geven in algemeene en bijzondere ziektekunde, algemeene en bijzondere geneesleer, geschiedenis der epizoötische ziekten en cliniek. In 1855, na den dood van den leeraar G. Wit, werd het aantal vakken nog vermeerderd met geneesmiddel- en vergiftleer.Jennes behoorde tot de mede-oprichters van het Centraal Veeartsenijkundig Genootschap (28 Juni 1848); hij werd op 18 Sept. 1848 tot ondervoorzitter daarvan benoemd en op 26 Aug. 1850 als zoodanig herbenoemd. Op 11 April 1848 werd hij medelid eener commissie tot het uitgeven van een tijdschrift door het Centraal Veeartsenijkundig Genootschap. Dit tijdschrift is niet tot stand gekomen. Intusschen werd Jennes op 17 Aug. 1852 benoemd tot mede-redacteur van het tijdschrift der nieuw opgerichte Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland: Verzameling van Veeartsenijkundige Bijdragen (Utrecht 1860). Deze maatschappij, in hoofdzaak uit veeartsen in Zuid-Holland gevestigd bestaande, bleek weldra niet bij machte om de uitgaaf van het tijdschrift voort te zetten. Op 27 Aug. 1862 vond een verbroedering plaats van alle nederlandsche veeartsen en werd een nieuwe Maatschappij ter Bevordering der veeartsenijkunde in Nederland opgericht, waarvan Jennes tot zijn dood mede-redacteur was.
Hij schreef vele artikelen over veeartsenijkunde in HetRepertorium, Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren om vang (punctio thoracis, kreupelheid paard, vrije lichamen in de buikholte bij dieren, runderpest, kramphoestbj den hond); in het Veeartsenijkundig Magazijn van Numan (polyp mondholte koe); in de Verhandelingen over verschillende Veeartsenijkundige onderwerpen (het voorkomen van leewater bij kalveren, longziekte, voorbehoedmiddel tegen deze ziekte, inentingen daartegen; influenza); in het Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteelt (de vlieg-larvenziekte derschapen).
Voorts gaf hij in 1848 te Zwolle uit: Het stelsel van F. Guénon, om op uitwendige kenteekenen der koe te kunnen zien: de hoeveelheid en hoedanigheid der melk, die zij zal geven, benevens den duur der melkgeving. Naar M. Magne. In 1858 zag van hem, in vereeniging met P.van Staa,J.L. Hoegen enJ.B.
Kielstra, te Leeuwarden het licht: Derde en vierde verslag omtrentinenting besmettelijke longziekte in Friesland van 1853 tot 1858. Vooral met deze inentingen heeft Jennes zich naam gemaakt; in 1861 werd hem, in vereeniging met H.J.H. Stempel, opgedragen in Noord-Brabant tegen de longziekte in te enten. Ook in zake koepokinenting had hij groote verdienste; ter erkenning hiervan kreeg hij in 1863 een zilveren medaille. Hij huwde te Enschede 11 Mei 1839 Lucia Pompeja Hoving, overl. 22 April 1871. Hij werd 26 Mei 1864 op het kleine kerkhof te Groenekan, gem.
Maartensdijk begraven, waarbij Nicolaas Beets een grafrede hield. Schimmel