NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Janning, coenraad

betekenis & definitie

JANNING (Coenraad), geb. 26 Nov. 1650 te Groningen, gest. 13 Aug. 1723 te Antwerpen. Hij volbracht zijn studiën eerst in het jezuïetencollege te Meppen in het bisdom Munster, vervolgens te Antwerpen.

Tegen den zin van zijn heeroom, die hem liever seculier geestelijke zag worden, trad hij 24 Nov. 1670 in de Sociëteit van Jezus. De wijsbegeerte beoefende hij met zooveel vrucht, dat hij er te Antwerpen een actus publicus over hield. Daarna werd J. aangesteld als leeraar in het college te Mechelen, vanwaar hij in 1678 naar Antwerpen werd gezonden om er de pestlijders te verplegen. Hier leerde Henschenius zijn talenten kennen en om hem in 't werk der Bollandisten in te leiden, liet deze hem de drukproeven der grieksche Acta verbeteren, waardoor de uitgave der Acta Sanctorum aanzienlijk bespoedigd werd. Na met Papebroch den bisschop van Paderborn, Ferdinand von Fürstenberg, bezocht te hebben, begon hij een aantal grieksche Acta in 't latijn te vertalen, welke later ook zijn uitgegeven. Op deze wijze had J. een goede voorbereiding genoten voor het werk, waaraan hij zou verbonden worden; om zijn ontwikkeling nog breeder te maken wist Papebroch gedaan te krijgen, dat J. de lessen in de godgeleerdheid te Rome zou volgen.

Tevens gaf hij J. een gedetailleerde lijst mee van de bibliotheken en handschriften, welke hij op reis moest onderzoeken en aanteekenen. Toen de theologische cursus te Rome voltooid was, verbleef J. nog een jaar te Florence, Napels en Venetië, waar hij zooveel nieuwe gegevens vond, dat alleen de catalogus daarvan 100 bladzijden besloeg. In 1686 te Antwerpen teruggekeerd, werd hij voorgoed bij de Bollandisten ingelijfd. In 1688 maakte hij, naar aanleiding van een bezoek aan den aartsbisschop van Keulen, een onderzoekingstocht door de bibliotheken van Zuid-Duitschland, Oostenrijk en Boheme. Te Weenen vonden zij (hij was vergezeld door P. Fr. Baert) in de keizerlijke bibliotheek zooveel totnogtoe onbekende grieksche handschriften, dat zij, om ze over te schrijven, van plan waren er den winter door te brengen. Doch keizer Leopold I besliste, dat zij, mits ze de handschriften terugzonden, dit te Antwerpen mochten doen. Bovendien aanvaardde Leopold het beschermheerschap over het werk der Bollandisten en beloofde jaarlijks 1000 kronen voor hun onderhoud; daarvoor moesten de nog te verschijnen deelen aan een of anderen aartshertog worden opgedragen.

Van 1693-1716 had J. het werk der Bollandisten tegen aanvallen te verdedigen. De aanleiding tot den strijd was de ouderdom der Karmelietenorde door Papebroch in twijfel getrokken. In 1695 belegde de Inquisiteur-generaal derspaansche inquisitie de 14 verschenen deelen met de censuur, tegelijkertijd werden er pogingen aangewend, om ook aan Rome een ongunstige uitspraak te ontlokken. J. begaf zich nu in 1697 naar Rome, waar Paus Innocentius XII en de kardinalen hem geruststelden, maar, ondanks zijn aandringen, niet wilden toelaten dat het H. Officie, als reactie tegen de spaansche censuur, de Acta Sanctorum positief zou goedkeuren. In 1700 reisde J. over Weenen terug, waar hij den Keizer aan zijn nog niet vervulde belofte herinnerde.

Nog steeds lagen de Acta Sanctorum onder de spaansche censuur en ook Clemens XI liet J. weten, dat hij daartegen machteloos was. Eerst toen de Spanjaard P. Jos. Cassani, die qualificator was dier Inquisitie, de verdediging der Acta Sanctorum op zich had genomen, werd na 9 jaar, in 1716 de censuur opgeheven.

De geschriften van J. zijn vervat in het 5e deel van Mei tot het 2e deel van Juli der Acta Sanctorum. Zij zijn behalve de commentaren op de uitgegeven Acta: Epistola in obitu D. Papebrochii (AA. SS. Jun. VI, 1-2); Epistola familiaris (1693); Amica expostulatio (1693); Apologia proActis Sanctorum (1693); De die Martyrii B.

Petri in Miscellaneorum ex Mss. libris Bibliothecae Collegii Romani series altera, uitgegeven door P. Paria (Romae 1867); Annotationes nonnullae circa opus quod inscribiturActa Sanctorum oblatae S. Congr. Indicis (1697). P.B. Bouttats heeft (1723) zijn portret gegraveerd.

Verschillende brieven aan J. zijn te vinden in: P. Visschers, Onuitgegeven Brieven van eenige Paters derSoc van Jesus (Arnhem 1857). Zie: Acta Sanctorum Julii III, 1 (Parisiis 1868); C. Sommervogel, Bibliothèque dl Comp. de Jésus (Bruxelles 1890-1898) I, 1659-60; IV, 739.

Derks

< >