NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Horst, ewout van der

betekenis & definitie

HORST (Ewoutvan der), geb. omstreeks 1631 te Rotterdam, zoon van Pieter van der Horst en Petronella van Spreeuwensteyn. Hij werd in 1653 in zijn geboorteplaats lid van de vroedschap, was verder o.a. schepen in 1655, gedeputeerde ter dagvaart in 1656, 1662 en 1663, lid van de

generaliteits-rekenkamer van 1656-1659, lid van den Raad van State van 1659-1662 en lid van de Gecommitteerde Raden van Holland van 1663-1666. In 1657 nam hij namens Rotterdam een bezending naar Amsterdam waar. Hij was een bekend prinsenman; in 1666 ontving hij den Prins van Oranje te zijnen huize bij een bezoek aan Rotterdam. In hetzelfde jaar geraakte hij in moeilijkheden door het proces van Buat (zie kol. 508); deze had ook met hem overleg

gepleegd. Evenals Johan Kievit (zie op dien naam in dit deel) nam hij de vlucht, vertoefde eerst te Oirschot en later te Antwerpen. Het Hof van Holland veroordeelde hem bij verstek tot eeuwige ballingschap uit Holland, Zeeland en Utrecht met verbeurdverklaring van goederen (het laatste deel van het vonnis werd in 1667 ten behoeve van zijne kinderen gedeeltelijk opgeheven). Een engelsche berichtgever roemt hem als ‘ane houchst weis, discreet, feathfull servant to his country and our Prince off Orange’ (Nijhoff's Bijdr. 4e reeks V, 397; cf. id. 402 en 405). Hij schijnt in de ballingschap gestorven te zijn, want hij komt in 1672 bij de omwenteling niet meer te voorschijn. Hij was gehuwd met Maria Verschuer(2 Aug. 1650 te Rotterdam).

Hij is niet dezelfde als de gelijknamige bewindhebber van de Oost-Indische compagnie, ter Kamer van Rotterdam, uit 1618, metwien hij soms vereenzelvigd wordt. Deze is de zoon van Pieter Ewoutz. v.d.H. en Petronella van Wijck. Hij moet vóór 1624 gestorven zijn, want toen hertrouwde zijne weduwe Aaltje Cornelisdr. Briell gezegd Welhouck met Willem Allertsz. van Couwenhoven.

Zijn door P.v.d. Werff naar een ouder origineel gecopieerd portret is in het Rijksmuseum.

Zie: Alg. Ned. Familieblad 1883-1884, no. 3; Bronnen voordegesch. van Rotterdam I, reg. i.v.; Aitzema, Saken van Staeten OorlogV, 858, 1007; VI, 86; Bontemantel, Regeeringe van Amsterdam (uitg. Kernkamp) I, 429; Fruin, Verspr. Geschriften IV, 272; Brieven van Johan de Witt (uitgave F ruin-J apikse) III, 217 vlg.; Mededeelingen van den heer D.G. van Epen.

Japikse

< >