HEYDEN (Gasparvan der) (2), ofCasparus Heydanus, gedoopt3 Mrt. 1566 te Frankenthal, gest. 14 Jan. 1626 te Amsterdam, was zoon van Gaspar van der Heyden (1) (II kol. 570) en Catharina van Goethem. Omstreeks 1581 bezocht hij te Antwerpen de latijnsche school. Na in 1583 en vervolgens eenigen tijd te Genève te hebben gestudeerd, liet hij zich 23 Sept. 1585 aan de universiteit te Heidelberg inschrijven. Afgestudeerd, stond hij als predikant eerst te Wolmesheim bij Landau; daarna - van herfst 1594 tot 1608 - te Frankenthal, waar hij de opvolger is geweest van Johannes Ursinus; eindelijk - van 28 Nov. 1608 tot zijn dood - te Amsterdam. In het voorjaar van 1602 maakte hij een reis naar Holland. Het daaraan voorafgaande jaar ordende hij zeer verdienstelijk de frankenthaler doop- en trouwopgaven, die vóór dien slechts op losse stukken papier waren ingeschreven. In 1613 had onderzijn leiding de doopplechtigheid plaats van het kind van Simon Episcopius' broer, waarbij moeilijkheid ontstond over de 2e vraag van het doopformulier.
Hij is 24 Febr. 1588 ondertrouwd en 12 Mrt. d.a.v. gehuwd met Clara van den Borne (gedoopt 7 Nov. 1570 te Frankenthal, gest. 1 Mrt. 1633), dochter van Jan van den Borne en van Clerken van den Bare. Uit dat huwelijk zijn 7 zoons en 8 dochters geboren. Daarvan zagen de volgenden te Frankenthal het levenslicht: Catharina (gedoopt 30 Sept. 1595); Abraham (2 Aug. 1597); Clara (9 Aug. 1599), getrouwd met Herman Anthonyvan der Linden, van 1612 tot aan zijn dood in 1646 predikant te Naarden; Joanna
(19 Juli 1601); Janneken (24 Mrt. 1603), Johannes (1 Nov. 1604) en Daniël (3 Febr. 1607).
Zie: M.F.van Lennep, Gaspar van der Heyden (Amsterdam 1884) 245, 250, 258; F.W. Cuno, Franciscus Junius derAeltere (Amst. 1891) 388-390; A. von den Velden, Registres de l'Eglise Réformée Néerlandaise de Frankenthal I (Brux. 1911) en II (Brux. 1913) op de genoemde data; Monatschrift des Frankenthaler AltertumsvereinsXIII (1905) no. 12; De Nederlandsche Heraut II (1885) 197 vv.; G.J.Vos Azn., Amstels kerkelijk leven (Amst. 1903) 352; G. Brandt, Historie van de Reformatie II (Amst. 1674) 217.
van Schelven