NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Heusden, albertus ascanius van

betekenis & definitie

HEUSDEN (Albertus Ascanius van), geb. te 's Gravenhage 25 Febr. 1808 en overl. te Breda 16 Apr. 1874. Na eerst een paar jaar gouverneur bij een aanzienlijke familie geweest te zijn, werd hij in 1827 benoemd tot leeraar 2de klasse in de ned. taal- en letterkunde aan de K.M.

Academie te Breda, waar terwijl hem in 1855 de titel hoogleeraar werd toegekend. Toen 1 Sept. 1872 een nieuwe regeling van het onderwijs a.d. Mil. Academie in werking trad, waarbij de door hem onderwezen vakken niet meer op het programma van onderwijs voorkwamen, werd van Heusden eervol ontslagen. Hij was lid van het Noord-Brab. Genootsch. voor Kunsten en Wetensch., van de Maatsch. der Ned.

Letterk. te Leiden en van het Hist. Genootsch. te Utrecht, terwijl de senaat der utrechtsche hoogeschool hem in 1848 honoris causa den titel van Dr. in de bespiegelende wijsbegeerte en letteren verleende.Van Heusden schreef eenige veel gebruikte leerboeken voor geschiedenis en aardrijkskunde, als: HandleidingtotdeAardrijkskunde, voordekadetten van alle wapenen, 2 dln. (8ste dr. 1875); Leerboekderaardrijkskunde ten dienste van hen die zich tot de lessen bij de Kon. Mil. Academie wenschen voor te bereiden (16de dr., herz. door J.J.de Hollander,1880); Handleiding tot de Nieuwe geschiedenis, voorde kadetten van alle wapenen, 3 dln. (1847-51,2de dr. 1863); Handboekder aardrijkskunde, staatsinrichting, staathuishouding en statistiek van het koninkrijk derNederlanden, 2 dln. (1866-67). Verder een boekje, get. Lofvan den oorlog, of wederlegging van de leerstellingen der vrienden van den vrede (z.j.?).

Zie: Mil. Spectator 1874, 365 en Tijdschr. Aardrijksk. Gen. 1876, 67. Zuidema

< >