HERINGA (Salomo Gille), achtereenvolgens directeur van de postkantoren te Tilburg (1845), Vlissingen (1851), Schiedam (1855) en Utrecht (1864), was geb. 16 Sept. 1816 te Herwijnen, waar zijn vader Koen raad H. predikant was (zijn moeder heette Gille), en overl. 12 Febr. 1895 te Nijmegen. Te Schiedam was hij ook verscheiden jaren schoolopziener in het 6de district van Z.-Holland, alsmede lid van den gemeenteraad, welke laatste betrekking hij eveneens in Utrecht bekleedde. Na in 1873 als postdirecteur eervol ontslagen en gepensionneerd te zijn, werd hij in 1877 door de vereenigde conservatieve en r. katholieke kiesvereenigingen te Schiedam candidaat gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer Stat.-Generaal, doch niet gekozen.
Verschillende geschriften zagen van zijne hand het licht: bijdragen in de Algem. Konst- en Letterbode (1845-47) en in het Driemaandelijksch tijdschrift voor Onderwijs, waarvan hij van 1864-69 met Neurdenburg, Rauwenhoff, Delfos, Molenbroek e.a. redacteur was. Verder redigeerde hij het Ned. Jaarboek der Posterijen (1849-72) en schreef hij een Aardrijkskundig woordenboek v. Nederland (1854; 3de dr. 1873). MetP.Görlitz bewerkte hij voor ons land prof. Niemeijer's Grondbeginselen van de Opvoeding en het Onderwijs (1854-63; 3 dln.), waarvan in 1864 een kleinere uitgave door hem bezorgd werd. Eindelijk schreef hij: De waarheid ligt in 't midden. Gedachten over Onderwijs (1875) en Afgeperste verdediging (1877), terwijl hij in Kleef, waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht, onder den naam Kleefsch Hollander een Gids van die stad schreef, met een Geschiedkundig overzicht ervan.
S. Gille Heringa was gehuwd, sedert 1840, met Sophie Hagedoornuit Amsterdam, die hem vier kinderen (3 zoons en een dochter) schonk.
Zuidema