HEKMEIJER(Franciscus Cornelis), zoon van Franciscus Hekmeijer en Gerarda den Duytzer, een zeer verdienstelijk leeraar aan's rijks veeartsenijschool en veterinair schrijver, geb. 9 Sept. 1809 te Utrecht, aldaar gest. 15 Febr. 1886. Reeds vroeg moest hij zijn vader, notaris te Utrecht, behulpzaam zijn in het overschrijven van akten; zijn wetenschappelijke opleiding liet daardoor veel te wenschen over.
Leergierig intusschen als hij was, trachtte hij op alle wijzen daarin te voorzien en werd hij 23 Sept. 1826 leerling aan 's rijks veeartsenijschool. Hier onderscheidde hij zich dermate, dat hij 31 Juli 1830 met veel lof tot veearts werd bevorderd. Van 31 Aug. 1830 tot 1 Febr. 1831 praktizeerde hij te Baarn. Wegens het uitbreken der belgische onlusten ging hij 7 Febr. 1831 tijdelijk als adjunct-paardenarts in militairen dienst over en werd 30 Mei 1837 definitief als zoodanig benoemd.Na de opheffing van het leger te velde in 1840 was hij achtereenvolgens hij verschillende regimenten werkzaam, werd 30 April 1846 bevorderd tot paardenarts 1e klasse en 7 Juli 1848 benoemd tot leeraar aan de Kon. Mil. Academie te Breda. Zijn onderwijs in de paardenkennis werd aldaar op hoogen prijs gesteld. Op 1 April 1851 aanvaardde hij zijn taak als leeraar aan 's rijks veeartsenijschool, om onderwijs te geven in: ontleedkunde, physiologie, natuurlijke geschiedenis, exterieur en raskennis van het paard, theoretisch hoefbeslag en geschiedenis der veeartsenijkunde. Later, na den dood van den leeraar G.
Wit (1855), kwamen daar nog bij de volgende vakken: recepteer- en artsenijbereidkunde, veeartsenijkundige politie en hoefziekten. Op 1 April 1872 nam Th.H. Mac Gillavry, die tot directeur van
's rijks veeartsenijschool was benoemd, het onderwijs in physiologie van hem over, terwijl de op 1 Sept. 1874 nieuw benoemde leeraren L.J. van
der Harst en F.Th. Weitzel resp. o.a. werden belast met het onderwijs in recepteeren artsenijbereidkunde en in hoefziekten.
Ondanks zijn drukke bezigheden had Hekmeijer een zeer vruchtbare pen. Met Rienderhoff,van Hasselt en Gobée gaf hij van 1847-1854 uit: Het Repertorium. Tijdschrift voor de geneeskunde in al haren omvang. Voorts was hij redacteur van de Verhandelingen over verschillende Veeartsenijkundige onderwerpen, ofkort verslag van het verhandelde in de I-XIIAIgemeene vergaderingen van Rijksveeartsen, in de jaren 1848-1861, en mede-redacteur van het Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteelt gedurende 1862-1870. Bovendien schreef hij in tal van andere tijdschriften, ook op medisch en landbouwgebied. Voorts gaf hij onderscheidene boeken uit, waarvan vele uit het duitsch en fransch zijn vertaald.
In 1862 zag van zijn hand, metfinancieelen steun der regeering, een Handleiding tot de stelselmatig beschrijvende ontleedkunde der Huiszoogdieren het licht. Een uitvoerige opsomming van zijn pennevruchten vindt men in het Tijdschrift voor VeeartsenijkundeXIII, 249 v.v. Voorts in den Catalogus van de bibliotheek der Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde 1e ged., 35-52.
Hekmeijer heeft zich èn door zijn practijk èn door zijn geschriften, doch niet minder als leeraar onderscheiden. Zijn colleges kenmerkten zich door groote helderheid en humanen, deftigen toon. In de jaren 1865-1866, toen de runderpest in ons land heerschte, nam Hekmeijer een werkzaam aandeel in de bestrijding dezer ziekte. Hij was eerelid van het Natuurkundig Genootschap te Breda, lid van verdienste der Maatschappij van Landbouw in het arrondissement Breda, lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, eerelid van the Royal College of Veterinary Surgeons te Londen, enz.
Op 15 Febr. 1855 huwde hij te Amersfoort met Bartha Cornelia Fenema, die op 18 Jan. 1856, na de bevalling van een dood kind, overleed. 4 Nov. 1858 trouwde hij te Amersfoort met Catharina Anna Methorst; uit dit huwelijk werden twee zoons en een dochter geboren.
Schimmel