NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Heinsius, nicolaas (2)

betekenis & definitie

HEINSIUS (Nicolaas) (2), geb. 1656 (?) te 's Gravenhage (?) en waarschijnlijk daar niet gedoopt, gest. te Kuilenburg en begr. aldaar begin 1718 (blijkens begrafenisrekening d.d. 12Jan. 1718), buiten echt geboren zoon van M argaretha (van)Wulle(n)(Weulen,Wullenius,v. Wiele,van der Wielen) dochter van den amsterdamschen lutherschen predikant Jan van Wullen (uit Dortmund naar A'dam beroepen 11 Mrt. 1625 en tot zijn dood Nov. 1640 aldaar werkzaam; zie in dit deel) en den voorgaanden Nic.

Heinsius (1). Bij vonnis van schepenen van Amsterdam 27 April 1657, van het Hof v. Holland 18 Maart 1661, den Hoogen Raad (resol., sent., en dictum 22 December 1662), en acte van authorisatie van den Hoogen Raad van 8 Juli 1665 aan de ‘commissarissen van de houwelijcksche saeken’ geëxhibeert op den 25 Juli 1665, werd zijn vader gedwongen Margaretha Wullen te huwen. Zijn oudere broeder Daniël (geb. 8 April in de Rijp en aldaarged. 10 April 1652, gehuwd met Isabella Maria van Veen, en een tijdlang raad van Indië, cf. test. van Nic. d.d. 19 Sept. 1700 gepasseerd bij not. Munster te Kuilenburg) en Nicolaas voerden sinds dien rechtens den naam Heinsius.Uit officieele stukken is over het leven van Nicolaas weinig bekend. Zeker is, dat hij in hetjaar 1677 met zijn reeds ouderende moeder (zij noemt zich zelf 30 Sept. 1656 over 30 jaar oud) in den Haag woonde en op den avond van 28 December 1677 met Mr. Willem van Nispen (zoon van Mr. Johan van Nispen, raad en meestergeneraal van de Munten der Ver. Nederl.) en Scipio (van) Hill(e)(n), een nederlandsch officier, die later in het leger van Willem III in Engeland diende, in den Haag in de Wagestraat een vechtpartij uitlokte met twee slagersknechts en een van hen doodstak. Heinsius verloor o.a. zijn schede en liet zich bij een zwaardveger in de Pooten, wien hij zijn bebloeden degen toonde, een nieuwe maken.

In den Haag niet meer veilig, vluchtte hij met Scipio van Hillen naar Delft, waar 26 Januari 1678 hij en zijn gezel gezien werden (informatie Johan de Raet in Crim. Papieren i.z. Nic. Heinsius in R.A. 's Gravenhage). Van Delft trokken zij naar Antwerpen (inf. Harman Schrevel, Crim.

Pap.), waar zij in de zelfde maand aankwamen. Zij waren reeds in de Zuidelijke Nederlanden, toen het mandement crimineel gelanceerd werd (31 Jan. 1678). In Nov. 1678 was H. te Parijs (inf. Jacob Steyn in Crim. Pap.) en was daar nog ± December van dat jaar (inf. J.G.

Gollingh, Crim. Pap.). In 1678 verscheen De Kluchtige Romant, ofde Edelmoedige Comedianten, In hetFransch gestelt, door den geestigen heer Scarron; Ennu vertaelt door N. Heins (t' Amsterdam Bij Jan Bouman, Boekverkooper. in de Kalverstraat, bij 't Weeshuys 1678 in twee dln.), welks schrijver door den bekenden leeuwarder en kamper drukker en uitgever H.A. de Chalmot op het titelblad van den herdruk in gemoderniseerde spelling (1762) geidentificeerd werd met den moordenaar, gelijk men ook tegenwoordig op mij onbekende gronden pleegt te doen. 20 Febr. 1680 werd de uitlandige door het Hof v. Holland verbannen buiten Holland, Zeeland, Friesland, Utrecht op straffe van 't zwaard en zijn goederen verbeurd verklaard (Hof v. Holland, Reg.

Crim. Sent.

1663-1688). Volgens niet te controleeren mededeelingen in zijn medische werken zou hij een tijdlang te Rome, in het laboratorium van Rob. Boyle en aan het hof van Christina van Zweden zijn geweest. Indien de brief, dieArckenholtz, Hist Merkwürdigkeiten die köningin Christina v. Schweden betreffend (Lpz. und Amst. 1751) I, 299, afdrukt naar den bundel Lettere a suoi (sc. Christina's) Ministri 81 en waarschijnlijk ten onrechte door hem aan vader Nicolaas wordt toegeschreven, werkelijk uit hetjaar 1682 dateert, moet worden aangenomen, dat H. omstreeks dezen tijd in de buurt van Munster en Osnabrück gewoond heeft. In dit verband dient vermeld, dat Nic. H. een gelijknamigen zoon had en een ‘Nicolaas Heinsius Osnabr.’, Ph. en L. in 1705, 21 Sept., te Harderwijk ingeschreven werd als student (v. Epen, Album Stud. Ac. Gelro-Zutph.). Het staat vast, dat hij getrouwd is met Anna Margaretha, dochter van Andreas Dielitz, predikant te Cathrinhagen, dicht bij Rintelen. Blijkens de voorrede van sommige zijner medische werken heeft hij een tijd lang in Kleef gewoond en was daar nog (Voorrede, Zeug-HauszderGesundheit, Lps. 1698) 15 Aug. 1694 gevestigd. Hij bekleedde daar een openbaar ambt. In 1695 is hij naar Kuilenburg verhuisd (Voorrede De Kwijnende Venus, Amst. 1697). Omtrent de jaren, die hij daar tot aan zijn dood in 1718 doorbracht is o.a. het volgende hoofdzakelijk uit officieele stukken bekend. Een openbaar ambt heeft hij niet bekleed. Ook practiseerde hij niet aan het grafelijk

hof. Hij was een man van aanzien blijkens de omstandigheden, 1o. dat hij verzocht getuige was bij de schuldbekentenis van ‘Prince Ernst Frederik van Saxen Heyldborg,’ gepasseerd 9 Juli 1707 bij den kuilenb. not. G. Hammius, en getuige bij een acte van denzelfden datum, waarbij Louise Anna van Waldeck, gravin van Pyrmond en Kuilenburg en Albertine Elisabeth, prinses van Waldeck borg blijven

voor de schuld van voornoemden prins; 2o. dat hij correspondeerde met Louise Anna v. Waldeck etc.; 3o. zijn kinderen trouwden in aanzienlijke families. Hij was rijk blijkens 1o. een brief van Louise Anna v. Waldeck, geschreven in 1714, toen H. ernstig ziek heette, 2o. de leenregisters van Kuilenburg; 3o. de waarde van de door

hem bewoonde huizen; 4o. de paarden, die hij hield; 5o. de luxe der begrafenissen van zijn vóór hem overleden vrouw en van H. zelf.

H. richtte aan Willem III het verzoek om pardon voorden manslag van 1677, waarop deze 8 Nov. 1694 appointement verleende en de Staten 25 Juli 1695 ‘quaet advis’ gegeven hebben. Hij vroeg mede aangaande deze misdaad de Staten van Holland om remissie en nog eenmaal 1704 aan het Hof van Holland brieven van abolitie. Zijn pogingen waren vruchteloos, daar de getuigenis van den zwaardveger en herhaalde bekentenissen, in onbedachtzaamheid te Antwerpen en te Parijs uitgeflapt, zijn schuld bewezen en de hooge toon zijner requesten weinig geschikt was genade voor recht te doen gelden.

Omtrent zijn karakter is met zekerheid te zeggen, dat hij opvliegend was, te vaak zijn mond voorbijsprak (1o. de gravin Louise Anna typeert hem in een brief als

zoodanig; 2o. hij praalde met den dooden slager; 3o. tweemalen werd hem te Kuilenburg wegens beleediging een proces aangedaan); hij was een bluffer, niet alleen in de reclame-brochures zijner arcana, maar ook in het dagelijksch leven; hij was ook en niet het minst een intrigeerende, gewikste zakenman.

H. had uit zijn huwelijk(en?) minstens vijf

kinderen, o.a. Albertus Heins, advocaat te Kuilenburg en begr. aldaar April 1726, Nicolaas Heins, med. doct., gedurende eenigen tijd schepen van Kuilenburg, begr. aldaar Sept. 1728, en Anna Margaretha Heins, terwijl de oudste dochter mij niet met name bekend is. De fam. Heinsius te Kuilenb. was luthersch en de med. en romanschr. zeker niet katholiek.

H. schreef eenige medische werken, zeer waarschijnlijk een avonturenroman Den Vermakelijken Avanturier, waarschijnlijk de roman Don Clarazel de Gontarnos en misschien de genoemde vertaling naar Scarron. Zijn medische boekjes bevelen het gebruik zijner vooral anti-venerische geheimmiddelen aan en beschrijven novellistisch eenige door hem behandelde of hem bekende ziektegevallen. Joh. Astruc, De Morbis Venereis, ed. alt., II (Lut. Par. 1740) 1011, 1021, 1027, 1038, 1159), die zijn werken bespreekt, rangschikt hem onder de circulatores, qui arcanis suis famam conantur edito libro acquirere.

Den Vermakelijken Avanturier (over het auteurschap waarvan vgl. Tijdschr. Letterk. XXVII, 10; XXX, 190) geeft een bonte reeks van avonturen, die niet door den hoofdpersoon gezocht worden en zijn karakter niettypeeren en evenmin dienen ter karakteriseering van toestanden of nevenpersonen (voor inhoud en bronnen zie J. ten Brink, Dr. Nicolaas Heinsius Jun. Rott. 1885). Don Clarazel de Gontarnos is een navolging met uitlatingen en invoegingen van du Verdier, Le Chevalier hypocondriaque (cf. ten Brink, l.c., die echter alleen de opschriften der hoofdstukken vergeleek).

Uitgaven: Den Vermakelijken Avanturier, ofte de Wispelturige en nietmin wonderlijke levensloop van Mirandor, behelsende verschelde kluchtige en vermakelijke bejegeningen, toevallen, amourettes, enz. door N.H. (Amst. 1695, met 12 prenten door Casper Luyken; 2de druk te Amsterdam dl. I 1704, dl. II 1703; 3de druk A'dam, 1712 (op sommige exemplaren staat 1711 vermeld); 4de druk A'dam, dl. I 1715, dl. II 1714; 5de A'dam 1722; 6de A'dam 1727; 7de A'dam bij Antoni Schoonenburg 1733, (behalve deze uitgave is er nog een 7de dr. bij Jan 't Lam, bezuyden het stadhuis 1739, vlg. ook BibliographischeAdversaria III, Catal. 79); 8ste dr. te Amsterdam 1756).

Vertalingen: L'Avanturier Hollandois, ou La Vie & lesAvantures divertissantes & extraordinaires d'un Hollandois, Av. Fig. (Amst. 1729; .... 1767, Paris 1801). (Bibl. Coll. cat. Burgersdijk en Niermans 1905 vermeldt foutief de editie van 1801 als een druk van 1798); DerkurtzweiligeAvanturier (Augspurg 1714); DerNiderlandische Robinson, oder Mirandors seltsamer Lebens-Lauff (Franckf. Lpz. 1724); Der lustige Avanturier od. Leben eines jungen Hollanders (?) (Lpz. 1739); The life and surprizing Adventures of Mirandor.

Translated from the Dutch. Adorn, with thirteen cuts (In two

voll. London 1730, 8o); L'Avventuriere Ollandese (Venezia 1748, met imprimatur van 1731).

Don Clarazel de Gontarnos Ofte den Buiten-spoorigen Dolenden Ridder. Behelzende desselfs standvastige liefde voor de schoone Silviana enz. door N.H. (Amst. 1697; 2de dr. Amst. 1712).

Nic. Heinsius, Het Ontdekt Vergift Der zoogenaamde Melk-Cuur (t' Utrecht 1693); duitsche vertal. door J.P. Albrecht.

id., Armamentarium Sanitatis ofte Wapenhuis der Gezontheid (te Utregt, bij A. Schouten 1694); Zeug-Hausz derGesundheit (Lpz. 1698).

id., De kwijnende Venus ('t Amst. 1697; 2e druk, Amst. 1700, 3e dr. Amst. 1705); De gemartelde Venus-priester geheeld en geredt, ofte de kwijnende

Venus ('s Grav. 1709); H.E. Hundertmarck, Schmachtende Venus (Franckf. u. Lpz. 1700; 2de druk 1703). Heinsius ontevreden met deze vertaling gaf uit: Der Gemarterter Venus Priester (Amst. Francf. u. Lpz. 1711), vgl. ook Hundertmarck, Medicinischer Extract, Nouvelle Méthode pour guérir les Maladies Vénériennes (Amst. 1706).

i d. Naukeurige Verhandeling Van het Podagra En d'algemeene Jigt (t' Amsterdam 1698); (H.E. Hundertmarck, Nicolai Heinsii Uebelvexirter und wohlsoulagirter Podagrist (Franckf. u. Lpz. 1701); H.E. Hundertmarck, Cur der Gicht und d. Podagra (Lpz. Schuster 1719).

i d. Genees- en natuurkundige verhandeling van hetkwikzilver (s Gravenhage 1704).

i d. Over de Venusziekte (Rotterdam 1736) (= De Kwijnende Venus?).

Een nieuwe biographie is in bewerking.

Van de zeer uitgebreide literatuur over hem zij nog vermeld behalve de bibliographischewdb. als Barbier,Brunet,W. Heinsius,van Doorninck, Arrenberg en Abcoude, Ferwerda etc., en Ersch und Gruber: Witsen Geysbeek, Biographisch-Anthologisch en Critisch Wdb. III 319, 320 (Amst. 1822) etc.

Over zijn leven: het grafelijk, notarieel en rechterlijk archief v. Kuilenburg waarin de hier gecit. brieven van Louise Anna v. Wald. (R.A. Arnhem); de bronnen voor de levensgeschiedenis van zijn vader (kol. 559/60); Boekzaal v. Europe 1693, 483;

1729, 356; 1740, 197; 1756, 349; Philanthropen0. 236; V, 107; Vaderl. Letteroef. 1762, 500; 1763, I, 282; J. ten Brink, Dr. Nic. Heinsius Jun. (Rott. 1885, met fantastische niet op eigen onderzoek berustende biographie); J. ten Brink, Zwolsche Herdr. 2de Reeks III/IV, Zwolle z.j. (1896) Inl.; i d., Romans in proza; Elias, De Vroedschap van Amsterdam; F. de Haan, Priangan (Batavia 1910) Personalia 59; Cd. Busken Huet, Het Land van Rembrand; Nederland, Nov. 1884; Navorscher 1857,194,291; 1862,216,217;Jan de Regt, Mengeldichten en Kluchtsp. (Amst. 1709); E. Wrangel, De Betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden (Leiden 1901); Die Haghe 1906, 308.

Over H. als litterator: Bulletin du Bibliophile 1857. 214; F.W. Chandler,

Romances ofRoguery, Jonckbloet, Gesch. Nederl. Letterk. 14. 64; III4, 331; G. Kalff, Gesch. Ned. Letterk.; A.

Kippenberg, Robinson in Deutschland (1892); G.D.J. Schotel, Vaderlandsche Volksboeken (Haarlem 1874) II, 84; Schultheisz, Der Schelmenroman der Spanier und seine Nachbildungen (Hamb. 1893); H. Ulrich, Robinson und die Robinsonaden I, Bibliogr. (Weimar 1898); H. Hayn u.Alfr.N.Gotendorf, Bibliotheca Germanorum Erotica & Curiosa I (Münch. 1912) 152; J.v. Vloten, Bloemlezing Nederl. prozasch. (Arnhem 1870) 628; P.de W.van Zon [Bruno Daalberg] Twee en dertig woorden (Amst. 1805) Voorrede 1 noot.

Over H. als medicus: Jh. Hnr. Cohausen, Neo-Thea (Lemgo 1750) 360; Joh. Astruc, l . c . ; Haller, Bibl. Med. Pract; Tijdsch. v.

Geneesk. 1892, II, 137; Cat. Maatsch. Geneesk. (1861) 110, 280; suppl. 1867, 40; Index Cat. ofthe library ofthe Surgeon-Generals Office U.S. Army (Washington).

Verder nog: P. van Eeghen en J.Ph.v.d. Kellen, HetwekvanJanen Casper Luyken (Amst. 1905) 277, 311,312, 382 (waardoor thans vervangen J. v.d. Vlugt, Lijst van Werken, waarin door J. en C. Luyken de prenten zijn vervaardigd (Haarlem 1867).

Greebe

< >