NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Heeren, jacobus antonius

betekenis & definitie

HEEREN (Jacobus Antonius), geb. 15 Jan. 1775 te 's Hertogenbosch, overl. aldaar 22 Oct. 1859, zoon van Godefridus en van Johanna Maria van Gogh, begon zijne studiën op de lagere scholen te Uden en voltrok ze aan de lat. school te Turnhout. Vervolgens begaf hij zich met eenige stadgenooten naarde Universiteit te Leuven, waar hij de studie der wijsbegeerte afmaakte en die der godgeleerdheid begon. Door de vernietiging der universiteit gedwongen, keerde hij Nov. 1797 naar zijn geboorteplaats terug, bracht eenigen tijd bij de Kruisheeren te Uden door, tot hij 29 Jan. 1798 aan het pas opgericht seminarie te 's Hertogenbosch onder leiding van Moser en van Gils zijn godgeleerde studiën voltooide. 16 Maart 1799 te Emmerik priester gewijd, werd hij terstond benoemd tot assistent te Orthen en nog in hetzelfde jaar tot kapelaan te 's Hertogenb.; eerst in de bidplaats achter den Boerenmouw, waar hij 19 Juli zijn eerste Mis las. Later werd door zijn zorg en leiding op deze plaats de kath. Societeit Concordia opgericht. In 1803 werd hem de kapelanie van St. Jacob opgedragen. Gedurende de ballingschap van pastoor Molemakers onder Napoleon, berustte de zielzorg voor de St. Jacobsparochie geheel op hem en als molenaar verkleed, ging hij door de straten, om in verschillende huizen de godsdienstoefeningen te houden en de geloovigen te bezoeken. Hij leerde zoodoende veel ellende kennen, die hij door rijke aalmoezen trachtte te lenigen. Vele kinderen, die tot het R.-K. Weeshuis niet gerechtigd waren, besteedde hij met behulp van eenige dochters van goeden huize en het R.-K. Armbestuur, bij personen buiten de stad. Ook werd hij door het R.-K. armbestuur aangezocht de oude vrouwen door die dochters te laten verzorgen. Hiertoe kon hij eerst overgaan, toen vijf van die vrouwen besloten, hun ouderlijk huis te verlaten. 7 Juli 1820 werd met behulp van Heeren het zedelijk lichaam, genaamd ‘Vereeniging van vrouwen tot het geven van Onderwijs’ opgericht, dat zich vestigde in de Choorstraat. Kort daarop, 2 Febr. 1821

werd H. pastoor te Oirschot, doch deed 17 Juli 1830 van deze pastorie afstand, om als directeur wederom het bestuur van zijn stichting te 's Hertogenbosch op zich te nemen. 5 Aug. 1843 legde hij een groot deel van zijn vermogen ten koste tot aankoop van eenige panden van Catharina van Grinsven, welke panden hij geheel liet verbouwen en waar hij een schoone kapel stichtte, die in 1911 door de tegenwoordige vervangen is. Zijne stichting werd 27 Sept. 1850 door Pius IX goedgekeurd als ‘Congregatie van Zusters van Liefde, Dochters van de H. Ouders Maria en Joseph’, welke thans heet: ‘In Omnibus Charitas’. Onder leiding van H. werden afdeelingen opgericht te Doesburg, te Herlaer in het Instituut voor doofstommen en in de R.-K. weeshuizen te den Bosch en Bokstel. Als blijk van hun hooge waardeering voor zijn groote verdiensten, werd H. door zijn geestelijke overheid Febr. 1837 tot provisor van het seminarie en 2 Oct. 1840 tot lid van de commissie voor het Instituut voor doofstommen te St. Michielsgestel aangesteld, welke inrichting door hem ook zeer met geldelijke offers werd gesteund.

Heeren had een buitengewoon talent van spreken. Hij leefde uiterst eenvoudig, maar toch werd hij in zijne woning meermalen bezocht door verschillende gemijterden, waaronder ook uit het buitenland. Tot zijn laatste levensdagen bleef hij in het volle bezit zijner geestvermogens.

Een zeer schoon geschilderd, levensgroot portret (P.E. D[ielman?] pinx. 1850) van Heeren hangt in een der spreekkamers van zijn stichting in de Choorstraat te 's Hertogenbosch.

Zie: De Noord-Brabanter, 29 October 1859; Schutjes. Gesch. v.h. Bisd. 's Hertogenbosch IV, 540-543: Sasse van Ysselt, Huizen en Gebouwen van 's Hertogenbosch II, 574.

Heeren

< >