NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Harney, martinus

betekenis & definitie

HARNEY (Martinus), dominicaan, 6 Mei 1634 te Amsterdam geb., overl. te Leuven

22 April 1704; trad 21 Nov. 1650 te Brussel in de Orde en voltooide zijne studiën aan de universiteit van Leuven, waar hij 24 Sept. 1669 den doctorstitel verwierf. In 1672 ontbood hem de generaal der Orde naar Rome om als socius of raadsman aan het bestuur der Orde deel te nemen. In 1675 werd hij regent primarius te Leuven, in 1679 prior te Brussel. Van 1680-1684 en van 1692-1696 bestuurde hij als provinciaal de Nederduitsche provincie en stond sinds 1678 tevens als prefect over de dominicanen-missie in de Vereenigde Provinciën. Hij deed zich vooral kennen als een ijverig verdediger van het thomistische leerstelsel en als een heftige bestrijder der Jansenisten.

Hij schreef: Epistola apologetica ad R. adm. P.F. Petrum deAlva etAstorga O.F.M. (Bruxellis 1664); Redelycke Gehoorzaemheyt der Catholycke Nederlanden in het lesen derH. Schrifture, in ghemeyne taele (tegen A. Arnauld) (Antw. 1686).

Zie: B. de Jonghe, Belgium Dominicanum 348; Paquot, Mémoires I, 560; Dietsche Warande N.R. I (1876) 468.

G.A. Meijer

< >