NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Hardenberg, albertus rizaeus of ritzes

betekenis & definitie

HARDENBERG (Albertus Rizaeus of Ritzes), Hardebergus, Hardenburch e.a., Durimontanus; geb. 1510 te Hardenberg in de provincie Overijsel, gest. 18 Mei 1574 te Emden, waar hij ook in de Grosze Kirche begraven ligt. Hij was een verwant van paus Adriaan VI.

In 1547 huwde hij met Drusilla Sissinghe, die hem tot Febr. 1580 overleefde. (Bibliotheca Bremensis Class. VII fasc. I (Brem. 1723) 323). Het huwelijk bleef kinderloos.Van zijn zevende jaar af bezocht Hardenberg de school van de broeders des gemeenen levens te Groningen. 10 jaar later ging hij in 't klooster Aduard, welks abt Johannes Reekamp zijn verwant was. Na zich hier verscheidene jaren op de studie te hebben toegelegd, die in dat klooster zeer in eere was, vertrok hij in 1530 naar de leuvensche universiteit. De heftig anti-reformatorische gezindheid der daar doceerende professoren had het gevolg dat hij meer en meer in dien tijd zich tot de hervorming aangetrokken gevoelde. Zoozeer zelfs, dat het bekend werd en hij, na zijn baccalaureaat te hebben verkregen, zich genoodzaakt zag Leuven te verlaten. Op weg naar Italië werd hij te Frankfort aan de Main ziek. Dat gaf veranderingen in zijn plannen. In plaats van zijn reis voort te zetten ging hij naar Mainz, waar hem spoedig werd toegestaan eenige colleges te geven, en waar hij in 1537 of 1539 -

waarschijnlijk in 't eerste dier twee jaren - doctor theologiae werd. Ook leerde hij hier Johannes a Lasco kennen, den beroemden Pool, die sedert dien een van

zijn beste vrienden is geweest. Met dezen vinden we hem kort daarop weer te Leuven. Weldra begon hij daar een verklaring te geven van de brieven van Paulus. Hierbij trad hij echter zóó reformatorisch te voorschijn - zelfs schijnt hij openlijk zijn geestelijke waardigheid als Bernardijn te hebben afgezworen (Ch. Al. Campan,

Mémoires de Francisco de Enzinas (Brux. - la Haye 1862-63), Tom. 1b, 304) - dat hij zich reeds in korten tijd de vijandschap zoowel van den clerus als van het hof op den hals haalde. Dat hij toen Leuven verlaten moest, spreekt vanzelf. Hardenberg ging weer naar de abdij van Aduard en woonde en doceerde daar van 1540-1542 of 1543. Langzamerhand rijpte in dien tijd ook zijn besluit - vooral onder invloed van tal van brieven van a Lasco en evenzeer door toedoen van Melanchton - om met de roomsche hiërarchie voor goed en in alle opzichten te breken. Toen dat gebeurd was trok hij naar Wittenberg, waar hij in Juni 1543 onder de ‘pauperes gratis recepti’ aan de universiteit werd ingeschreven. Na daar met Melanchton een vriendschap te hebben gesloten, die heel hun verder leven heeft geduurd, trok hij reeds in 't voorjaar van 1544 weerweg.

Hij ging toen naar den aartsbisschop van Keulen, Herman van Wied, om dezen bij te staan in zijn reformatorische plannen, met name door invoering van een Butzeriaansch-Melanchtoniaansche regeling. In dienst van dezen aartsbisschop maakte hij verschillende reizen, o.a. naar Bazel, Zurich en Straatsburg. Toen deze echter in 't voorjaar van 1547 genoodzaakt werd zijn ambt neer te leggen en zijn gebied weer tot de roomsche Kerk terugkeerde, was natuurlijk hier voor Hardenberg niets meer te doen. Na een korten tijd te Eimbeck predikant te zijn geweest en een uitnoodiging om zich voor de reformatie in Engeland beschikbaar te willen stellen, te hebben afgeslagen (A.A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken ('s Grav. 1908) 59), werd hij nog in 't zelfde jaar 1547 veldprediker in dienst van graaf Christoffel van Oldenburg en nam in die kwaliteit deel aan den slag bij Drakenburg en de bevrijding van Bremen, waartoe deze vorst was uitgerukt. Als gevolg van zijn verschijnen in die stad werd hij daar in Mei tot domprediker benoemd, een eigenaardige betrekking met deels pastorale, deels professorale plichten. Spoedig deden zich echter moeilijkheden op.

Reeds in 1547 kwam 't geschil in zake het avondmaal met de Lutherschen ter sprake, daar de overige bremer predikanten Lutheranen waren. Voorloopig echter wist Hardenberg door zijn (wezenlijk gereformeerde, maar uit gebrek aan dogmatisch in zicht door zijn collega's goedgekeurde) confessie van 17 Jan. 1548 dezen storm nog te bezweren. Zelfs brak toen een tijd van ongestoorde samenwerking aan. Intusschen, blijvend was dat toch niet. Toen Hardenberg zich - mede door a Lasco's toedoen meer bewust werd van zijn niet-luthersch standpunt en ook buiten Bremen de controverse denkbeelden zich scherper afteekenden, kon vernieuwing van den strijd niet uitblijven. Ze begon tegen het einde van 1555, bij de verschijning van het boek van Timan (een der luthersche predikanten) Farago, dat waarschijnlijk niet anders bedoelde dan een uitdaging aan het adres van Hardenberg, vooral door den eisch, dat alle bremer predikanten het zouden teekenen.

Toen Hardenberg dat weigerde te doen begon - het was omstreeks Vasten 1556 - Timan tegen hem te prediken. Een door den stedelijken magistraat bewerkt colloquium bleef zonder gevolg. Integendeel, al heftiger werd de strijd. Tal van stukken

werden gewisseld, bij verschillende theologen buiten Bremen werd zoowel door de eene als door de andere partij advies gevraagd, heel de stad kwam in beroering. Hardenbergs leven was zelfs niet geheel veilig. Eindelijk werd in 1560 de zaak op den Kreistag van het bremensche aartsbisdom te Brunswijk gebracht. Eenmaal werd de zaak toen nog verschoven. Maar op een volgende vergadering, 8 Febr. 1561, werd het domkapittel bevolen binnen 14 dagen Hardenberg eervol te ontslaan. Na geprotesteerd te hebben tegen deze beslissing verliet hij 18 Febr. met zijn vrouw de stad.

Wel ging in Jan. 1562 Bremen weer tot de zwitsersche hervorming over, maar Hardenberg werd niet teruggeroepen. Aanvankelijk schijnt hij zich toen naar de Zuidelijke Nederlanden begeven te hebben om daarte prediken. Daarna leefde hij tot 1565 in 't klooster Rastede bij Oldenburg en hield zich daar bezig met het schrijven van verschillende werken. In 1565 werd hij predikant te Sengwerden, een plaatsje in het gebied van den jonker van Knyphausen; terwijl hij tevens genoemd wordt als te Elbing in West-Pruisen werkzaam. Van daaruit maakte hij groote zwerftochten, vooral in het jaar 1566, om de kruiskerken in zijn vaderland in den dienst der reformatie te helpen - we vinden hem bijv. te Elburg, Harderwijk en Amsterdam - tot hij 16 Oct. 1567 predikant te Emden werd. Om zijn toen reeds zwakke gezondheid werd hij vrijgesteld van ziekenbezoek en het bijwonen van begrafenissen; maar in het overige van het ambtswerk heeft hij tot aan zijn dood trouw zijn plicht gedaan. Zijn bibliotheek heeft hij vermaakt aan de kerk van Emden, die ook in 't bezit is van zijn portret.

Hardenberg - hoewel er slechts weinig van hem is gedrukt - is auteur geweest van tal van geschriften. Een volledige lijst ervan is te vinden bij Rotermund, Lexicon aller Gelehrten in Bremen I (Brem. 1818) 160-162. De voornaamste zijn de volgende: Theses adversus ubiquitatem corporis Christi (1554 of 1555); Erklärung der Offenbarung Johannis (1614 te Groningen gedrukt); Themata sive positiones adversus ubiquitatem... Addita estsententia de Coena Domini ex Commentariis Wolfg. Musc uli in Matthaeum etPsalmum LXVIII (1566); Teutsche Confession (1558); Summa doctrinae de Coena; Expositio germanica doctrinae de S. Coena; Vita Wesseli(1640 te Groningen gedrukt); Summaria doctrina ...

Alb. Hardenbergii de ubiquitate et coena Domini (1560); De ubiquitate scripta duo adversaria D.Alb. Hardenbergii et Elardi Segebadii;Hardenbergi brevis etaperta controversiae de Eucharistia explicatio (Myloecii 1564). Ook liet hij een beschrijving na van hetgeen hem te Bremen is overkomen.

Wat Hardenbergs denkbeelden betreft, hij was beslist de zwitsersche hervorming toegedaan. Dat hij daarbij vooral Bullingeriaansch, min of meer anti-Calvinistisch zou zijn geweest, is niet juist. Reeds in 1545 stemde hij geheel met Calvijn overeen. Voorts was hij even bekwaam als zelfstandig en zacht van karakter.

Zie: Herzog, Realencyklopädie3 in voce en de daar genoemde literatuur, vooral W. Schweckendieck, Dr Albert Hardenberg (Emden 1859) en Bernh. Spiegel, D. Albert Rizaeus Hardenberg (Bremen 1869). Verder: Meiners, Oostvrieschlandts Kerkel. Geschiedenissse (Gron. 1738) II, 72; C.

Hille Ris Lambers, De Kerkhervorming op de Veluwe (Barnev. 1890) register; F.L. Rutgers, Calvijns invloed op de Reformatie in de Nederlanden (Leiden 1899) 32, 100, 220; E. de Coussemaker,

Troubles religieux du XVIe siècle dans la Flandre maritime (Bruges 1876-1884) I, 102,103; Kerkhistorisch Arch/efVIII (1911) 80; C. Rottländer, Der Bürgermeister Daniel von Büren und die Hardenbergischen Religionshändel in Bremen (Göttingen 1892); Dalton, Johannes a Lasco (Gotha 1881) zie register. Zijn relatie met Melanchton - althans voor zoover dat mogelijk is uit de helft eener correspondentie - kan blijken uit: Philippi Melanchtonis ad Doctorem Alb. Hardenbergium Epistolae.... ed.Chr. Pezelius (Brem. 1589) en Corpus Reformatorum: Melanchtonis Opera edid. Bretschneider-Bindseil (Hal. 1834 vlg.). Dat hij met Thomas Erastus bekend is geweest, is te zien Monumenta Pietatis etc. (Frankf. 1701) 346.

van Schelven

< >