HAGEMAN (Eduard), geb. te Amsterdam 20 Nov. 1749 als zoon van Cornelis Hageman, med. dr. en Alida Maria Swedenrijk, overl. te Leiden 19 Nov. 1827. Aan Leidens hoogeschool, waar hij 14 Sept. 1770 als student werd ingeschreven, legde hij zich op de rechtsstudie toe en promoveerde hij 19 Febr. 1773 op een Specimen politico-iuridicum inaugurale iura sistens, quae, pendente bello, host in hostem competunt (Lugd.
Bat. 1773). In 1777 tot buitengewoon hoogleeraar in de rechten te Duisburg benoemd, werd hij in 1784 aldaar ordinarius. Na reeds in 1783 voor een zetel te Franeker in aanmerking te zijn gekomen, werd hem in 1796 het rechtsgeleerd onderwijs te Harderwijk toevertrouwd. Reeds in den zomer van 1797 te Leiden beroepen, aanvaardde hij 22 Sept. 1797 zijn nieuwen post met een rede de Ecclesia a Republica separatas rationes habente. Zijn onderwijs, dat het staatsrecht, de statistiek en de politieke geschiedenis omvatte, nam een einde door zijn emeritaat in 1819. Het rectoraat der universiteit, in 1801 en 1810 waargenomen, werd respectievelijk neergelegd met oraties de Perfect doctoris academicijuris publici officio difficiiiimo en de F.G.
Pestelio, ejusque meritis in jure publico (de laatste in originali in Leiden's univ.bibliotheek). Geroemd door tijdgenooten als uitstekend latinist, vooral als kenner van Horatius, en wegens zijn sterk geheugen, maakte hij zich als beoefenaar der statistiek verdienstelijk. Als historicus kennen wij hem als schrijver van Iets over Pruissen voor en na den vrede van Tilsit in Vader!. Mag. v. We-
tensch., Kunst en SmaakV, 77-102 en Oostenrijk voor en na den vrede van Presburg t . z . p . V, 537-606. Hij huwde met Johanna Sibella van Vos van Sinderen, die hem overleefde.
Zijn portret is door L. Springer op steen geteekend.
Zie: Siegenbeek, Leid. Hoogesch. II, T en B., 240-41; Bouman, Geld. Hoogesch. II, 520-3; Oratie van G. Wttewaal in Ann.
Acad. L.B. 1827-28, 19-20; Gratama, Regtsg. Magazijn 331; Levensschets van F.A. Bosse (door J.T. Bergman) (Haarlem 1841), 68-9. van Kuyk