NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Gonggrijp, justus rinia petrus françois

betekenis & definitie

GONGGRIJP (Justus Rinia Petrus François), geb. 7 Febr. 1827 te Sinderen (gem. Wisch), overl. 3 Nov. 1909 te Wiesbaden.

Hij was oorspronkelijk voor predikant bestemd. In 1845 bood hij zijne diensten aan bij het Ned. Zendel. Genootschap te Rotterdam en werd in 1849 als leeraar uitgezonden naar Ned.-Indië. Daar echter de zending op Timor opgeheven werd, werd hij tot regent van het prot. weeshuis te Semarang benoemd, waar hij het initiatief nam tot oprichting der eerste spaarbank van Ned.-Indië. In 1854 werd hij leeraar der christengemeenten te Depoken Toegoe.

Na teruggekeerd te zijn naar Nederland, werd hij eerst leeraar, in 1872 hoogleeraar in het maleisch aan de gemeente-instelling voor de opleiding van O.-I. ambtenaren te Delft. Bovendien was hij de eerste, die het soendaneesch doceerde. Ook is hij leeraar geweest aan de Hoogere KrijgsschooI te 's Gravenhage en curator van hetdelftsch gymnasium. Hij huwde 1o. te Rotterdam 11 Juli 1849 Mathilda van der Sanden (overl. 7 Juli 1854); 2o. te Depok 1856 Maria Cornelia

Wolvekamp (overl. Depok Dec. 1861); 3o. te Depok 1862 Anna Hendrika Rosina Wolvekamp. Zijn portret is door H. Ringeling op steen geteekend.

Hij schreef o.a.: Bagejbagej tjeritera (Batavia 1859); Hikajat dhoeloe kala (1860); Dalang (1866); Seratoes tjeritera (1869,2e druk 1874). Zijn hoofdwerk is de uitgave van de Kalila dan Damina (1876).

Zie: Encyclop. v. Ned.- Indië I, 590-591; Eigen Haard 13 Nov. 1909.

Juynboll

< >