NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Freubel, jean louis pierre leonard

betekenis & definitie

FREUBEL (Jean Louis Pierre Leonard), geb. te Namen in 1763, overl. te Amsterdam 21 Mei 1828, ontving onderricht in het orgelspel en de compositieleer van zijn vader Johann Ernst Freubel die volgt; na diens overlijden (1776) in de behandeling van strijkinstrumenten van zijn zwager van Hagen. In 1778 nam hij een engagement als tweede violist aan bij den opera-troep van Ignaz Vitzthumb te Rotterdam.

Het is niet gebleken of hij Vitzthumb volgde naar Gent, waar hij in het speelseizoen 1780-81 mede-directeur van den schouwburg was (vander Straeten, La musique aux Pays-BasII, 235). In Rotterdam gaf hij muziekonderwijs en maakte hij muziekstukjes voor een dansmeester, wat vrij goed gehonoreerd werd. Denkelijk zijn toekomst willende zoeken als organist, stelde hij zich onder leiding van loachim Hess, organist en klokkenist te Gouda, bij wiens orgelbespelingen hij dienst deed als registrator. Blijkbaar voor-

nemens zijnde zich in die richting verder te ontwikkelen, sloot hij zich aan bij den abt Vogler, toen deze op zijn tournee een orgelconcert te Deventer gaf (1784) en bleef bij hem als leerling gedurende zijn verblijf hier te lande (tot 1786?). Na diens vertrek kwam hij in aanraking met Pieter Dahmen, violist aan den Hollandschen Schouwburg te Amsterdam, door wiens toedoen hij in 1788 een plaats als altist in dat orkest kreeg. In 1800 werd hij daar eerste violist en na het overlijden van den orkestmeester Bartholomeus Ruloffs (13 Mei 1801) diens opvolger, wat hij bleef tot aan zijn overlijden. 17 Oct. 1788, toen hij te Amsterdam woonde in de tweede Weteringstraat bij de Dwarsstraat bij N.N. Meijerink, ondertrouwde hij met de wees Johanna Berrodina Meijerink, van Nijmegen, in datzelfde perceel woonachtig. Vóór 1805 was hij in tweeden echt gehuwd met Maria Catharina Johanna Smalhoudt (overl. te Amsterdam 17 Febr. 1832) als soubrette en dugazon (2e sopraan) aan het hollandsche tooneel verbonden. Van zijn talrijke composities kan ik slechts weinige documenteel of authentiek aanwijzen:

Ouverture a l'événement de la Paix, 1802. Oeuvre 4. (Berlin-Amsterdam), (Pryscat.

169 Liepmannssohn, no. 341); De nachtegaal. Woordenvan A. Loosjes Pz. (Loosjes, Hollands Arkadia (Haarl. 1804), teg. 26); De regenboog. Woorden van A. Loosjes Pz., ibid. teg. 146; Frank van Borselen en Jacoba van Beyeren. Beurtzang, woorden van A. Loosjes Pz., ibid. teg. 146; Hulde toegebragtaan Zijne Majesteit Lodewijk Napoleon, Koning van Holland, in den Koninglijken Hollandschen Schouwburg te Amsterdam. Ontworpen door den balletmeester Rochefort, woorden van A.L. Barbaz, muzyk van den orchestmeester Freubel (Fransch en Nederduitsch) (Amsterdam 1808); Slotzang uit de Nederlandsche trouw of Gehechtheid aan Vorst en Vaderland. Tooneelspel door M.Westerman (Amsterdam 1815); Aria door C. Loots, gezongen in de algemeene vergadering der Maatschappij tot Nut van 'tAlgemeen den 10den van oogstmaand 1819 (Amsterdam); Romance uit het tooneelspel de Admiraal de Ruiter te Napels door M.Westerman (Amsterdam 1821); Hommage aux amateurs du violon consistant en plusieurs duos (Amsterdam).

Zie: Haug, Brieven uitAmsterdam over het nationaal tooneel. Uit het hoogd. vert. (Amst. 1805) 63, 119, 128, 143; Algem. Konsten Letterb. 1828, I, 354; Algemeen noodwendig woordenboek derzamenleving. Miniatuur-uitgaveV (1843) 128; CaecilialII (1846) 16,17,81,82;Gregoir, Biographiedesartistes-musiciens néerlandais (1864) 78, 169; Eitner, Quellen-Lexikon IV (1901) 74.

Enschedé

< >