NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Foppens, wilhelmus

betekenis & definitie

FOPPENS (Wilhelmus) geb. te Brussel 1634. Na de voleinding zijner studiën te Leuven, werd hij priester gewijd en trad hij als pastoor op te Hemelum in 1658. Door vervolging verdreven, trad hij in 1659 op als pastoor te Haringkarspel, waar hij verbleef tot 1674, toen hij benoemd werd tot pastoor te Leeuwarden en aartspriester van Friesland. Hij bleef daar vol ijver werkzaam tot zijn dood, 24 Juni 1699.

Van zijn hand verschenen: S. Franciscus van Sales, Onderwijs oftaenleydingh tot een godtvruchtigh leven, van nieuws overgeset (Leuven, Haarl.; in ditzelfde werk, verschenen te Antwerpen 1696, schreef hij de voorrede); Zerbolt van Zutfen. Een godlijk en uytstekend boek, verdeelt in twee deelen, I van de waere Hervorming des inwendigen mensch of den Krachten van de siel, II van de geestelijke opklimmingen. UythetLatjnin 't Nederduyts vertaelt. (Antw. 1688).

Hij vertaalde: Roomsche Catechismus ofte kortbegrip van het Christen en Catholiekgheloof (Antw. 1701).

Zijn portret komt voor op den inventaris van de goederen der Jansenistische gemeente te Leeuwarden, opgemaakt in 1855.

Zie: De Katholiek(1842, I, 416; 1872, II, 254; 1883, II, 103; NaamljstderFr. geestel. na de Hervorming. (Ms. Prov. Bibl. Leeuw.) Annotat. Andreae Tiarae ed. G.H.v. Borssum Waalkes; Archief Aartsb. UtrechtXIX, 302; XX, 226 noot; Bjdr. Bisd. HaarlemXII, 447.

Gasman

< >