NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Focke, henri charles

betekenis & definitie

FOCKE (Henri Charles), zoon van Hendrik Everhard Focke en Wilhelmina Charlotta Esser, geb. te Paramaribo 16 Aug. 1802, overl. aldaar 29 Juni 1865. Hij genoot zijn opleiding in Nederland en promoveerde in de rechten te Utrecht.

Als student nam hij als vrijwilliger deel aan den Tiendaagschen Veldtocht. In Suriname teruggekeerd, werd hij aldaar auditeur-militair en later president van ‘het collegie van kleine zaken’. Focke maakte zich vooral verdienstelijk als schrijver. Zoo was hij o.a. mede-oprichter van het hoogst belangrijke maandschrift West-Indië, dat echter slechts twee jaargangen (1854-1856) beleefde. In dit tijdschrift schreef hij: Over de Arowakken en hun taal (I, 42); Over de Surinaamsche vanille (I, 275); en Overde Surinaamsche negermuzijk(II, 93). Vele botanische bijdragen gaf hij voorts in de werken van het Kon.

Ned. Instituut en van de Akademie van Wetenschappen; plaatste in De FakkelX (1834) 377 eene verhandeling, getiteld: Muizenissen; doch vooral is bekend zijn Neger-Engelsch en Nederduitsch woordenboek (Leiden 1855), een werk dat ook thans nog niets van zijn waarde verloren heeft. Ook als componist was F. niet onbekend. Een fraai grafmonument vereeuwigt te Paramaribo zijn nagedachtenis.Zie: Hand. en Geschriften Ind. Genootsch. VII (1860) 312 vgg.; C.J. Herin g, Korte beschrijving van Mr. H.C. Focke (Paramaribo 1903) met portret.

Muller

< >